Een simpele foto en een cassettebandje stootten één van Nederlands bekendste bergbeklimmers van zijn voetstuk. Het Algemeen Dagblad heeft er wel de wereld voor rond moeten reizen.
Door Milja de Zwart
‘O, Milja, ik heb misschien wat leuks voor je. Maar misschien vind je het ook helemaal niks. Lees dit manuscript en vind uit of de schrijfster gelijk heeft.’ Met dit huiswerk van adjunct Koos de Wilt van het AD Magazine ging ik de kerstdagen van 1999 in.
Het manuscript in kwestie was: Eén meter Everest van Mariska Mourik, voormalig bergbeklimster, tegenwoordig scenarioschrijfster. Ik las het boek, dat begin maart 2000 op de markt zou komen, in één adem uit en was meteen gepakt door de plot. Bart Vos, één van de twee berghelden die Nederland toen – althans in mijn lekenogen – rijk was, bleek een bedrieger. Mourik, die in 1984 deelgenoot was van de eerste Nederlandse expeditie naar de Mount Everest die als succesvol te boek werd gesteld, onthulde dat Vos de top van de hoogste berg ter wereld nooit had gehaald. Ze bracht deze wetenschap zestien jaar later naar buiten, omdat ze bij toeval ontdekte dat Vos ook over een andere beklimming in de Himalaya had gelogen. Zijn succes op de Dhaulagiri in 1996, na een soloklim waarvoor hij naar eigen zeggen een Olympische medaille verdiende, bleek een verzinsel te zijn. Mourik kwam tot die conclusie na een ontmoeting met Russische bergbeklimmers die met Vos op de Dhaulagiri waren en die Vos, die geen bewijs mee nam van de top, op zijn persconferentie in Nederland nog aanriep als getuigen.
Na lezing van het boek stelde ik een plan van aanpak op. ‘Het boek is zonder meer dodelijk voor de reputatie van Bart Vos. Er was al twijfel of hij ooit op de Mount Everest had gestaan; enig speurwerk leert dat daarover ook al gepubliceerd is. Maar nu komt het verhaal van binnenuit, van iemand die mee is geweest, de beste getuige die je kunt hebben, en daar bovenop is er het verhaal over zijn niet omstreden “verovering” van de Dhaulagiri, dat zijn geloofwaardigheid definitief ondergraaft. Het onderwerp vergt dus omzichtig opereren’, schreef ik daarin.
In feite ben ik beide beklimmingen gaan reconstrueren. Vos’ Everest-beklimming was al een paar keer gereconstrueerd, maar dat ontsloeg mij niet van de verplichting dat nog eens te doen. Met hulp van de documentalist van het Magazine en het onmisbare internet spoorde ik heel veel nog levende ‘getuigen’ op: Slowaakse, Australische, Franse, Amerikaanse en Britse bergbeklimmers die dat seizoen ook op de Everest waren, expeditiegenoten, mensen uit het bergsportwereldje van die tijd. Al die getuigenissen, per e-mail of telefonisch verzameld, leverden niet het onomstotelijke bewijs op dat Vos niet op de top had gestaan, maar brachten mij wel de overtuiging dat hij er niet was geweest.
Voor de reconstructie van de klim op de Dhaulagiri telefoneerde ik met Zwitserse en Oostenrijkse bergbeklimmers en reisde ik in februari 2000 naar Sint Petersburg. Met hulp van tolk Marente de Moor, die toen correspondent was voor De Groene Amsterdammer, sprak ik met vijf bergbeklimmers die Vos op de berg hadden ontmoet en vergeleek ik Russische dagboeknotities met het klimverslag uit Vos’ boek Hoger dan de Dhaulagiri. De Russen beschikten ook over foto’s met datumaanduiding, die bewezen dat Vos samen met hen in een iglo zat op een tijdstip waarop hij volgens zijn eigen relaas moederziel alleen op een hoge sneeuwrichel bivakkeerde. Het bezoek aan de Russen die Vos zelf in 1996 als getuigen had aangeroepen leverde dus het bewijs op dat hij niet op de top was geweest.
De Russen waren aanvankelijk niet zo genegen te praten, ze beschouwden Vos als een vriend. Dat veranderde toen Marente de Moor ze voorlas uit Vos’ boek. Vos slaat daarin een superieur toontje aan dat in Sint Petersburg helemaal verkeerd viel. Concurrent Toine Heijmans van de Volkskrant had wel eens een poging gedaan om de Russische expeditieleider aan het praten te krijgen, leerden we aan diens keukentafel. Maar toen spreidde hij een grootmoedigheid ten toon, die verdween toen hij hoorde dat Vos hem in zijn verslag afschilderde als een onverantwoordelijke egoïst.
Het onderzoek heb ik voortgedreven op adrenaline gedaan. Het onvermijdelijke wederhoor met lood in de schoenen. Het is helemáál niet leuk om iemand te confronteren met wel heel belastende bevindingen. Ik vond dat ik Vos vis-à-vis moest spreken, maar hij wilde daar eerst helemaal niet aan. Uiteindelijk heb ik hem ervan kunnen overtuigen dat het belangrijk was. Hij ontving me bij hem thuis, in een onder architectuur gebouwd huis dat ik vanwege de bouwwerkzaamheden via de enorme garagedeur moest betreden. Ik had het gevoel dat ik de rattenval in liep. Uit voorzorg had ik met de hoofdredacteur van het AD Magazine afgesproken dat hij mij op een bepaald moment zou bellen. Als ik dan een bepaald codewoord zou gebruiken, zou hij zelf komen.
Maar Vos deed geen strychnine in mijn koffie en plantte ook geen aardappelmesje tussen mijn ribben. Evenmin ging hij op de knieën om mij te smeken niet te publiceren. Vos was, zo mogelijk, nog zenuwachtiger dan ik. Maar hij hield vol dat hij op de twee toppen was geweest, zoals hij dat tot op de dag van vandaag doet. Hij probeerde mij van zijn succes op de Dhaulagiri te overtuigen door zijn diaserie te vertonen. Maar daar was ik, door het uitputtende voorwerk, op voorbereid.
Ik wist dat Vos zijn serie zou beginnen met een dia van een sneeuwveld, dat volgens hem alleen vanaf de top kon worden gefotografeerd. De dia was genomen bij het laatste zonlicht van de dag. Ik wist ook dat Vos zijn serie zou eindigen met een topfoto, waarin hij gehurkt in de sneeuw zit. Op die foto is het aardedonker om hem heen. Toen de laatste foto was geweest vroeg ik Vos: ‘Hoe kan dat nou, je was toch bij het laatste zonlicht op de top?’ Zijn onsamenhangende antwoord was niet overtuigend. De topfoto zelf evenmin, zoals Vos zelf ook toegaf. Toen ik zei: ‘Die kan je ook in je achtertuin hebben gemaakt, toen er een keer sneeuw lag’, antwoordde hij: ‘Zelfs dat hoeft niet.’
Na de publicatie van nieuws, achtergrond en snoeihard commentaar van toenmalig hoofdredacteur Peter van Dijk in de krant en interview met Mariska Mourik plus voorpublicatie uit haar boek in het Magazine volgde het onvermijdelijke kort geding. Ik wist dat ik sterk stond omdat ik gedegen onderzoek had gedaan. Tegelijkertijd gierden de zenuwen mij door de keel. Maar dat was goed. Les 1 is: nooit arrogant worden. Uiteindelijk hebben we glansrijk gewonnen. Naar mijn overtuiging omdat ik in reactie op de dagvaarding een heel stevig verweer heb geschreven, compleet met allerlei bewijsstukken, waarmee onze advocaat Elsbeth Polak uitstekend uit de voeten kon. Het lange lijf van Bart Vos zakte tijdens het geding steeds dieper weg onder zijn bankje. Jammer dat de vaderlandse pers massaal verstek liet gaan.
Het bewijs dat Vos in 1996 niet op de top van de Dhaulagiri had gestaan had ik geleverd. Maar het bewijs dat hij ook niet op de Everest heeft gestaan volgde pas begin 2003, als een onbedoeld bijproduct van de bodemprocedure die Vos tegen Mariska Mourik had aangespannen in een ijdele poging zijn naam te zuiveren. De sleutelrol in de ontknoping was weggelegd voor een cassettebandje, waarop Bart Vos een half uur nadat hij op de top zou hebben gestaan verslag uitbrengt aan expeditieleider Herman Plugge. Precies dát bandje ontbrak in collectie bandopnamen van de Everestbeklimming. Mariska Mourik had in haar boek al gewezen op de mysterieuze verdwijning van de cruciale tape. Héél toevallig werd het gevonden toen Bart Vos zijn rechtszaak voorbereidde. Hij zette het op internet en maakte een transscriptie voor de digibeten. Een misleidende transscriptie, zoals Mourik, haar advocaat en ik ontdekten toen wij het bandje zorgvuldig afluisterden. Toen advocaat Arthur van der Wees het geluidsfragment tijdens de rechtszitting liet afspelen, hoorde iedereen Vos zeggen dat hij vóór de top was omgekeerd.
Totdat Vos door eigen toedoen door de mand viel, was de hele zaak vooral, zoals Toine Heijmans steeds volhield, ‘een kwestie van geloof’. Toch ben ik heel dicht bij de waarheid gekomen door kort na de eerste publicaties eens een aantal beweringen van Vos zelf op een rijtje te zetten. En niet over de klim naar de top van de Everest, waarop iedereen steeds had gefocust, maar over de afdaling. Aan de hand van Vos’ eigen uitspraken publiceerde ik een grafiek, waaruit bleek dat hij bepaalde stukken zo ongeveer met de valsnelheid zou moeten hebben afgelegd. Toen Vos in de bodemprocedure tegen Mariska Mourik zijn beweringen aanpaste, herhaalde ik dat kunstje. Zijn nieuwe relaas was zo mogelijk nog ongeloofwaardiger.