Titel: Wetenschap voor de deadline
Datum en tijd: Zaterdag 28 november 14.00-15.15
Spreker: Hans van Maanen Moderator: Maarten Keulemans (Natuurwetenschap & Techniek)
Aantal deelnemers: ongeveer 25
Tekst: Jan Braakman
Maarten Keulemans introduceert Hans van Maanen als ‘de bovenmeester van de Nederlandse wetenschapsjournalistiek’. Van Maanen is auteur van het boek Goochelen Met Getallen (Uitgeverij Boom, ISBN 9789085068358, € 21,50, ). De sessie is voor een deel geënt op dat boek.
Van Maanen stelt dat wetenschapsnieuws langs een aantal criteria moet worden gelegd, bij de vraag of het ook werkelijk nieuwswaardig is. Hij onderscheidt de oneigenlijke criteria en de wetenschappelijke criteria.
Oneigenlijke criteria
De oneigenlijke criteria zijn op te splitsen in drie vragen: waar is het onderzoek gepubliceerd, wie heeft het geschreven en is er circumstancial evidence?
Wetenschappers kunnen elk stuk gepubliceerd krijgen, als ze maar diep genoeg afdalen in het ravijn van wetenschappelijke bladen. Vooraanstaande bladen – zogenoemde peer reviewed publicaties – zorgen ervoor dat publicaties door onafhankelijke collega-wetenschappers zijn beoordeeld, voordat ze ter perse gaan.
Gerenommeerde wetenschappelijke bladen zijn (ondermeer) Nature, Science, The Lancet, British Medical Journal, JAMA, New England Journal of Medicine.
Naast publicaties in wetenschappelijke tijdschriften zijn er ook zogenoemde posters met onderzoeksresultaten, die op congressen aan collega-wetenschappers worden gepresenteerd.
Van Maanen zegt dat journalisten bij posters behoedzaam moeten worden. Persberichten zijn ook verdacht, en persconferenties zijn het meest onbetrouwbaar.
Wetenschappelijke criteria
Bij het beoordelen van wetenschappelijke publicaties is vooral de vraag van belang of het onderzoek relevant is voor de lezer. Als onderzoekers bijvoorbeeld hebben gevonden dat bij ‘mooi weer’ het aantal behandelingen bij poliklinieken groter is dan bij slecht weer, is het verstandig daar een aantal eenvoudige vragen over te stellen.
“Denk vooral zelf na”, adviseert Van Maanen.
Hoe groot zijn de verschillen? Vallen die verschillen binnen de marges van het polikliniekbezoek? Hoe is er gemeten? Wat is – in het voorbeeld – ‘mooi weer’.
Naast eenvoudige vragen, moet je ook lastige vragen stellen waar elke wetenschapper zelf ook over nagedacht moet hebben:
1. Wat vind u zelf de zwakke plek in het onderzoek?
2. Zijn er andere verklaringen denkbaar voor wat u gevonden heeft?
3. Kunt u mij het telefoonnummer geven van een wetenschapper die het niet met u eens is?
Van Maanen waarschuwt voor opinieonderzoeken.
“Internet-enquêtes zijn niet te vertrouwen. Die worden namelijk alleen ingevuld door mensen die het leuk vinden om internetenquetes in te vullen. Internetpanels zijn geen goede afspiegeling van de maatschappij.”