VVOJ Conferentie 2003
Titel: Winst is maar een mening
Workshop: Jaarverslagen, een onverwachte bron van kennis
Sprekers: An Goovaerts (Trends) en Remco Nods (FEM Business)
Voorzitter: Yvonne van de Meent (freelance)
Datum en tijd: Zaterdag 8 november 2003, 11.30 uur
Verslaggever: Vincent Dekker
Financiële journalistiek wordt doorgaans al als ‘moeilijk’ gezien, het doorspitten van jaarverslagen is in veler beleving zelfs onbegonnen werk. Wie wil immers weten wat solvabiliteitsratio’s zijn, of wat de kasstroom zoveel belangrijker maakt dan de nettowinst?
Aan An Goovaerts en Remco Nods zijn dergelijke twijfels niet besteed. Zij scheppen zichtbaar genoegen in het uitpluizen van getallen. En als je hun inleiding hebt gevolgd krijg je nota bene de indruk dat het niet eens zo moeilijk hoeft te zijn om mooie resultaten te boeken. Of toch wel?
Goovaerts begint in ieder geval met een eenvoudig overzicht. Om de boeken van een bedrijf of instelling te begrijpen moet je eerst het verschil weten tussen de actiefzijde en de passiefzijde van een balans. De activa zijn wat er aan bezit is, de passiefzijde vertelt (als het goed is) hoe die bezittingen zijn verkregen, bijvoorbeeld met geld dat beleggers voor hun aandelen in het bedrijf hebben betaald, of met van de bank geleend geld. Die twee kanten van de balans moeten, de naam zegt het al, met elkaar in balans zijn.
De meeste leken, en zelfs de meeste financiële journalisten, kijken in eerste instantie niet naar de balans maar naar slechts één cijfertje: de winst. Fout, zegt zowel Goovaerts als Nods. ,,Winst is slechts een mening”, zo benadrukken de twee. De hoeveelheid geld in kas daarentegen is een feit, en aan feiten heb je bij financiële analyses veel meer. Winst, zo laat Nods zien in zijn presentatie en handout, kan een bedrijf naar believen groter of kleiner maken, bijvoorbeeld door te verwachten inkomsten van nog komende jaren nu alvast, bij het afsluiten van een contract daarover, op te voeren. Terwijl de buitenwacht denkt dat het bedrijf het prachtig doet , komt er geen cent binnen en kunnen de lonen misschien niet betaald worden. Cash is king, is dan ook een gevleugelde uitspraak in tijden van financiële nood: zorg dat je je rekeningen kunt betalen.
Wil je weten hoe een bedrijf er werkelijk voorstaat, kijk dan vooral naar een paar zogeheten kernratio’s, adviseert Goovaerts. Van de drie die zijzelf altijd hanteert is de eerste de solvabiliteit, waarbij wordt gekeken in hoeverre de bezittingen van een bedrijf met eigen geld zijn gefinancieerd of met geleend geld. Het is een misverstand om te denken dat alles met eigen geld (geld van de aandeelhouders) betalen, het beste zou zijn. Er mag best geld geleend worden; zeker bij lage rentes kun je dan meer produceren en meer winst maken dan wanneer alleen met eigen geld gewerkt zou worden. Maar is een bedrijf voor meer dan 85 procent gefinancierd met geleend geld, dan moet jaarlijks wel erg veel aan rente en aflossing worden betaald, waardoor er geen kasgeld overblijft om andere rekeningen te betalen…
De tweede ratio die dan meteen om de hoek komt kijken is de liquiditeit: heeft het bedrijf nog genoeg geld in kas om op korte en middellange termijn de rekeningen en lonen te kunnen betalen. Als solvabiliteit en liquiditeit deugen, dan is er in principe een basis waarop een bedrijf zeker een paar jaar voort moet kunnen. Dan ook heeft het zin om naar de rentabiliteit te kijken: krijgen de aandeelhouders voor het geld dat zij hebben geleverd wel een goed rendement? De winst wordt overigens lang niet altijd aan de aandeelhouders uitbetaald, vaak krijgen ze een deel van de winst en wordt het grootste deel gebruikt om het bedrijf te versterken. Dat maakt de aandelen weer meer waard en komt zo dus indirect toch ook de aandeelhouders ten goede.
In het verlengde van de liquiditeit ligt een begrip dat Goovaerts ook van belang acht om een bedrijf te beoordelen: de cashflow. Hoe snel vloeit het geld uit de kas, of komt het er juist bij? Menig topman strooit in goede jaren met kasgeld om andere bedrijven over te nemen, waarna hij in magere jaren moet worden vervangen door een kille saneerder die mag proberen met de laatste restjes kasgeld het bedrijf in leven te houden.
Nods past in zijn presentatie de adviezen van Goovaerts toe op een paar bedrijven. Zo kan uit het jaarverslag van het bedrijf Numico over 2002 al worden gezien dat het daar, ondanks een ongeveer gelijkblijvende nettowinst, snel slechter gaat. De kas bevatte op 1 janauri van 2002 503 miljoen euro en op 31 december nog slechts 237 miljoen. In dat tempo doorgaand zou de kas in de loop van 2003 leeg raken en zou er geen loon meer kunnen worden betaald. Zover heeft Numico het natuurlijk niet laten komen, maar om de kas bij te spijkeren moesten wel dure dochterbedrijven met verlies worden verkocht.
Bij supermarktconcern Ahold had de aandachtige lezer van jaarverslagen ook al kunnen zien dat er financieel gegoocheld werd om de winst- en omzetcijfers mooi te laten lijken. Van bedrijven die voor slechts de helft of minder in bezit waren van Ahold, werd de omzet toch volledig bij de eigen omzet opgeteld. En een accountant liet blijken dat hij het jaarverslag in twee delen op twee verschillende dagen had goedgekeurd. Dat is heel ongebruikelijk en moet een fel knipperend oranje waarschuwingslicht zijn voor journalisten en analisten.
Dat was allemaal uit de jaarverslagen te halen, al moest je er wel de kleine lettertjes voor lezen en je niet laten verblinden door ogenschijnlijk prachtige winsten.
,,Een bedrijf gaat niet ten onder aan een groot verlies; een bedrijf gaat failliet als het de volgende dag zijn rekeningen niet meer kan betalen”, benadrukt Nods. Kijk dus niet in de eerste plaats naar winst of verlies, maar naar wat er in kas is en naar de cijfertjes die wat verderop in het jaarverslag staan, zo luidt het advies van Goovaert en Nods.