VVOJ Conferentie 2003
Titel: Is de dekmantel een valse naam of een slimme naam?
Workshop: Onderzoek undercover
Sprekers: Mehmet Ülger (freelance) en Eric Goens (Telefacts)
Voorzitter: Flip Voets (Raad voor de Journalistiek)
Datum en tijd: Zaterdag 8 november 2003, 14.15 uur
Verslaggever: Janneke Donkerlo
Waarom gaan journalisten undercover? Is dat wel nodig en ethisch verantwoord? Of is het gewoon een goedkope manier om bij het grote publiek te kunnen scoren?
Undercover journalistiek wordt vaak geassocieerd met ‘candid camera’ en heeft als zodanig een ranzige bijsmaak. Met zijn moderne apparatuur zou het typisch iets zijn van deze tijd. Niets is minder waar. Al in 1885 ging een onderzoeksjournalist in de USA undercover als geile ouwe man om de handel in minderjarige meisjes aan de kaak te stellen. Als gevolg daarvan werd de leeftijd van meerderjarigheid opgetrokken van 13 naar 16. Daar kwam geen camera aan te pas. Schrijvende journalist Mehmet Ülger (freelance) en tv-journalist Eric Goens (Telefacts) waren het er over eens dat je ook niet zómaar undercover gaat. Je moet als journalist eerst proberen om gegevens anderszins, op de ‘normale manier’, boven tafel te krijgen.
Grijze wolven. In het geval van Ülger probeerden hij en zijn collega Stella Braam aanvankelijk langs de officiële weg om – telefonisch – informatie te verzamelen over de Grijze Wolven. Ze wilden weten hoe en waar deze extreem rechtse Turkse organisatie actief was. Maar de Grijze Wolven lieten niets los. Toen het duo na drie maanden nog niets wijzer was geworden, besloot Ülger undercover te gaan. Hij bezocht bijeenkomsten onder een valse naam. Ze dachten aan een korte tijd genoeg te hebben, maar in de loop van drie weken kregen ze toegang tot informatie die uiteindelijk een onderzoek van twee jaar rechtvaardigde.
Het was voor Ülger de eerste keer dat hij undercover ging. Terugblikkend vindt hij dat hij onverantwoordelijk en amateuristisch te werk is gegaan. Voor de grote internationale bijeenkomst van de Grijze Wolven in Hasselt vermomde Ülger zich met een baard om te voorkomen dat hij eventueel door bekenden uit Turkije herkend zou worden. Door zijn amateuristische vermomming viel hij al snel door de mand. Hij werd in een busje geduwd en bedreigd, maar wist te verzwijgen wie of wat hij was. Na één uur lieten ze hem ‘oprotten’, maar ‘voor het zelfde geld hadden ze me gemolesteerd’. Sindsdien zorgt Ülger altijd voor backing. ‘Een redactie weet altijd waar ik ben en ik meld me elke twee uur. Laatst was ik in Turkije undercover voor een onderzoek naar mensensmokkelaars. We hadden afgesproken dat als ik na een bepaalde tijd niet naar buiten zou komen, drie mensen me zouden komen halen. Maar ja, zonder risico zal het toch nooit zijn.’
Wederhoor. Het resultaat van het onderzoek naar de praktijken van de Grijze Wolven was de moeite waard: in hun boek beschreven Ülger en Braam dat de grijze wolven ten onrechte veel subsidie ontvingen en dat een aantal Nederlandse politici zelfs lid was van de wijdvertakte criminele organisatie.
Het onderzoek had ook een prijs: na afloop legde het team de Grijze Wolven hun bevindingen voor. Geen journalistiek zonder wederhoor uiteraard. Een brief namens de organisatie werd in het boek opgenomen. Ülger werd nadien herhaaldelijk met de dood bedreigd en moest zes maanden onderduiken. Dat ook zijn ex-vriendin werd lastiggevallen deed hem veel pijn: ‘Zij had niets met de hele zaak te maken.’
Uitlokken. Eric Goens ziet undercover-werk als noodzakelijk kwaad bij tv-journalistiek. ‘Als tv-journalist val je sneller op met je apparatuur, de noodzaak om undercover te gaan is daarom groter’. Groens ziet undercover tv-journalistiek zeker niet als een goedkope manier van scoren. ‘Integendeel, het is een heel dure aangelegenheid, het kost veel tijd en mankracht en als het niet echt de moeite waard is beginnen we er niet aan. Daarbij hanteren we drie maatstaven: het moet maatschappelijk relevant zijn, je moet er geen wetten voor overtreden ‘die er toe doen’ en tot slot moet je altijd voor een goede backing kunnen zorgen.’
Wat betreft de maatschappelijke relevantie: deze moet het individuele belang overstijgen. Zo legde Telefacts een netwerk van pedofielen bloot. Op een chatsite waren de chatboxen naar leeftijd ingedeeld. Twee undercover journalisten deden zich voor als jonge meisjes, waarmee zij een pedofiel uit zijn tent lokten. Tijdens een ontmoeting filmden zij hem (onherkenbaar) en zo kwam de zaak aan het rollen. De chatboxen werden gesloten, het internetbedrijf ging op de fles en pedofielen waren hun ingang bij jonge kinderen kwijt.
En wat betreft het overtreden van wetten die er toe doen? Een valse identiteit aannemen bijvoorbeeld, is bij wet verboden, maar de noodzaak om maatschappelijke informatie te verzamelen overstijgt die ‘overtreding’. Volgens Goens zullen er echter ook altijd twijfelgevallen zijn: ‘De vraag of een vorm van uitlokking toelaatbaar is? Tja, zelfs voor de politie is dat soms moeilijk om te beoordelen.’
Marc Dutroux. Undercoverjournalisten hebben niet zelden te maken met criminele zaken. Is het niet je plicht om waardevolle informatie aan de politie te geven? Zo vroegen verschillende toehoorders zich af. Er ontstond een levendige discussie in de zaal. De twee genodigde sprekers vonden echter dat het werk van een journalist wezenlijk verschilt van dat van de politie. In het geval van de chatboxen werd de betreffende pedofiel weliswaar uiteindelijk door de politie ingerekend, maar dat kwam volgens Goens ‘omdat de politie haar eigen speurwerk gewoon goed had gedaan’.
Maar om nu de relatie met de politie te verstóren, alee, nee dat is toch ook weer niet de bedoeling. Zo dachten destijds een aantal Belgische journalisten over de actie van Telefacts om Marc Dutroux op te zoeken in de gevangenis. Hij zou gevoelige informatie aan de journalisten willen geven over onder meer hooggeplaatste ambtenaren. Officieel kregen de journalisten geen toegang, dus gingen zij undercover de gevangenis binnen als chauffeurs van de magistraat. Volgens collegae zouden de journalisten hiermee de relatie van de journalistiek en het parket in gevaar hebben gebracht. Goens vond dat onzin: ‘Wij zijn er niet om de politie een handje te helpen, wij zijn er voor de journalistiek.’