De Israël Lobby: portret van een taboe is een nieuwsdocumentaire van vijftig minuten, geheel op locatie opgenomen in de Verenigde Staten. Het schetst een beeld van zowel pleitbezorgers als critici van de hechte politieke band tussen de Verenigde Staten onder president Bush en Israël.
VPRO Tegenlicht, 2 april 2007
Door William de Bruijn en Marije Meerman
Als episode in een reeks van Tegenlicht (uitgezonden 2 april 2007) vormt het de openingsfilm van het zesluik Plaats des Oordeels over het hedendaagse Midden-Oosten. De vele gesprekken in de film (negen hoofdpersonen) worden gekoppeld aan en gegroepeerd rondom impressies van de jaarlijkse conferentie van de politieke lobbygroep American-Israel Public Affairs Committee (AIPAC) en sfeerbeelden van Capitol Hill, het politieke hart van Washington DC.
Houden de Verenigde Staten Israël staande? En hoe lang gaan ze daar nog mee door? Mag je in Verenigde Staten wel kanttekeningen plaatsen bij die realiteit, of is de pro-Israëllobby financieel en politiek zo sterk dat de relatie tot Israël taboe is en daarmee onbespreekbaar? En wat gebeurt er met hen die het onzegbare toch aan de kaak durven stellen?
In maart 2006 publiceerden de Amerikaanse politicologen John Mearsheimer (University of Chicago) en Steve Walt (Harvard) het controversiële artikel ‘The Israel Lobby and US foreign policy’. Daarin betogen zij dat het niet (langer) in het belang van de Verenigde Staten is om het huidige Israël te steunen en te beschermen. Samen met politieke verschuivingen in het Congres en de toenemende twijfel over het gevoerde Midden-Oostenbeleid kan dit de vonk worden in een kruitvat. Tegenlicht spreekt met de betrokkenen in dit ‘nieuwe realisme’-debat.
Beide groeperingen komen aan het woord of aan de orde: zij die de hechte band tussen de Verenigde Staten en Israël in stand willen houden (‘neocon’ Richard Perle, de Libanees-christelijke Brigitte Gabriel en evangelist John Hagee, de lobbyclub AIPAC), en zij die kritiek hierop leveren en niet zelden ‘slachtoffer’ werden van de lobby. Congreslid Earl Hilliard uit Alabama zocht toenadering tot de Arabische wereld en werd vervolgens overvleugeld door een politieke tegenstander die veel AIPAC-geld achter zich kreeg. Van de historicus Tony Judt, die durfde te beweren dat Israël ‘een oorlogszuchtige en intolerante, door geloof gedreven etnostaat aan het worden is’, werd een lezing op het laatste moment afgezegd. En Human Rights Watch-directeur Kenneth Roth werd persoonlijk doelwit na kritiek op het geweld dat Israël gebruikte in de mini-oorlog tegen Libanon van afgelopen zomer.
Ten slotte probeert de documentaire antwoord te geven op de vraag in hoeverre de pro-Israëllobby uiteindelijk het militaire en politieke belang van Israël zelf bepaalt. Kolonel Lawrence Wilkerson (ex-stafchef van Colin Powell) legt uit hoever de invloed van de lobby strekt in de beslissingsstructuur op het Witte Huis. En aan Congreslid en democratisch presidentskandidaat Dennis Kucinich de vraag in hoeverre hedendaagse politici zich eigenlijk aan de lange arm van de pro-Israëllobby kunnen onttrekken. Lobby, Congres, het Witte Huis en Israël zelf lijken in een verstikkende omhelzing beland te zijn.
De film onderzoekt de mechanismen achter de omstrengeling van conservatief en gelovig Amerika met ‘rechts’ orthodox Israël. Dat de Amerikaanse politiek, zoals bedreven door het Congres, plaatsvindt onder permanente lobbyactiviteiten van belangengroepen is genoegzaam bekend. Volgens Mearsheimer en Walt zijn er echter weinig politieke lobbygroepen te vinden die zo veel invloed uitoefenen op het Amerikaanse buitenlandbeleid als de Israëllobby. Een macht die volgens hen zelfs zo groot is dat de Verenigde Staten soms handelen tegen hun eigen belang in. Zoals tijdens de inval in Irak. De documentaire stelt de vraag of de Israëllobby uiteindelijk wel handelt in het belang van Israël zelf.
De Israel Lobby: portret van een taboe. Regie Marije Meerman, research William de Bruijn.
Toelichting
Naïef zijn heeft zo zijn voordelen
Wat zouden de consequenties zijn wanneer de Verenigde Staten hun openlijke steun aan Israël zouden stoppen of tenminste verminderen? Deze vraag lag ten grondslag aan De Israel Lobby. Cruciaal uitgangspunt voor ons was dat de Israëllobby niet hetzelfde is als ‘joodse lobby’. In het eerste geval wordt een politieke strategie blootgelegd; de tweede term riekt naar racisme en etnisch complotdenken. Het was vooral in de nasleep en de reacties op onze film dat we weer herinnerd werden aan dat uitgangspunt, dat voor ons zo vanzelfsprekend was geworden.
Door William de Bruijn en Marije Meerman
De aanleiding om De Israel Lobby: portret van een taboe te maken was een gedachtespeling. Wat zouden de consequenties zijn wanneer de Verenigde Staten hun openlijke steun aan Israël zouden stoppen of tenminste verminderen? Een brandend verlangen van veel islamitische landen, moslims en (extreem-)linkse krachten in Europa. Maar om dit ‘What If…’ scenario te kunnen schrijven moesten we eerst meer weten over de relatie tussen de Verenigde Staten en Israël. Al snel stuitten we op het artikel ‘The Israel Lobby and US Foreign Policy’ van John Mearsheimer en Stephen Walt. Het artikel had veel stof doen opwaaien. Er was in de papieren en virtuele media heftig over gediscussieerd, maar op televisie weinig aandacht aan besteed. Mearsheimer en Walt stellen de onvoorwaardelijke steun van de Verenigde Staten aan Israël ter discussie, een standpunt dat in de mainstream pers in de Verenigde Staten moeilijk ingenomen kan worden. En wat maakt dat eigenlijk alleen een Europees televisiestation, zonder rekening te hoeven houden met de belangen van de mediatycoons, de steun voor Israël ter discussie zou kunnen stellen. Ook interessant vonden we dat twee uitgesproken conservatieve wetenschappers dit standpunt innamen.
Tegenlicht-eindredacteuren Jos de Putter en Doke Romeijn waren al snel enthousiast, niet in de laatste plaats omdat ze in het project een mooie ‘headline film’ zagen voor een zesluik over het Midden-Oosten: Plaats des Oordeels.
We wisten eigenlijk heel weinig toen we begonnen. Geen van beiden hadden we ons ooit intensief met het Midden-Oostenbeleid van de Verenigde Staten beziggehouden. Met een achteraf misschien wel prettige naïviteit stortten we ons op een, niet alleen voor journalisten lastige, beladen en gepolariseerde regio. We hadden geen toegang tot speciale bronnen, we zijn bij nul begonnen.
Zo gezegd, niet zo eenvoudig gedaan. We lazen een boek van George Packer over Irak (The Assins’s Gate; America in Iraq, 2005), de biografie van Colin Powell (Karen DeYoung, Soldier: The Life of Colin Powell, 2006) en een beknopte en heldere samenvatting in NRC Handelsblad van Oscar Garschagen & Tom-Jan Meeus (‘The American Connection’, 20 mei 2006). We lazen The New York Review of Books, waar het debat over de Israëllobby tweewekelijks werd gevoerd, en alles wat los- en vastzat over de personen die in het debat betrokken waren. Online zagen we de in september 2006 georganiseerde debatavond van de London Review of Books, met als deelnemers John Mearsheimer, Tony Judt, Martin Indyk, Rashid Khalidi, Dennis Ross en Shlomo Ben-Ami.
Cruciaal uitgangspunt voor ons was dat de Israëllobby niet hetzelfde is als de joodse lobby. In het eerste geval wordt een politieke strategie blootgelegd; de tweede term riekt naar racisme en etnisch complotdenken. Het was vooral in de nasleep en de reacties op de uiteindelijke uitzending dat we weer herinnerd werden aan dat uitgangspunt, dat voor ons zo vanzelfsprekend was geworden. Maar daarover later meer.
De felheid van de debatten en de alomvattendheid van het thema gaven ons de overtuiging dat dit een mooie, gelaagde film kon worden met veel contrast, en een beetje subtiele suspense vanwege het taboekarakter. Maar dat was direct ook het probleem: er zouden waarschijnlijk weinig mensen willen praten, al helemaal niet voor de camera. Bovendien waren er zoveel werelden bij betrokken (politiek, wetenschap, journalistiek, mensenrechten, vredesproces, gelovigen) dat er veel personen in de film zouden moeten. We bereidden ons voor op een lange productietijd.
Vraagstelling
Op zich was de vraagstelling snel helder: Welke rol speelt de Israëllobby in de buitenlandpolitiek van de Verenigde Staten ten aanzien van Israël? Ingewikkelder was het bepalen van onze blikrichting. Verbeelden we het standpunt van Mearsheimer & Walt? Voorwaarde daarvoor was dat zij wel bereid moesten zijn geïnterviewd te worden. Of wordt het een historische inventarisatie? Financieel ingewikkeld, omdat archiefmateriaal al snel heel kostbaar is. Of brengen we een zorgvuldige afweging in kaart door de voor- en tegenstanders in het debat? En ten slotte: welke plaats geven we de inval in Irak in het geheel? De mogelijke rol die de Israëllobby – in de ogen van sommigen tegen het Amerikaans eigenbelang in – hierin speelde identificeerden we al snel als het tikkende (tijdbom) hart van de film.
Werkwijze
Wikipedia was een belangrijke bron voor ons. De uitgebreide entry over de controverse rond het artikel van Mearsheimer & Walt was zelfs voor ons een eerste indicatie dat we graag verder wilden met dit onderwerp. We zochten in beeldarchieven, bijvoorbeeld in dat van de Verenigde Naties (gebruik daarvan is gratis!). We gebruikten YouTube om mogelijk interessante mensen als het ware te casten op hun interviewgeschiktheid. We bestudeerden het stemgedrag van verschillende Amerikaanse Congresleden om te weten wie het aandurfde tegen de belangen van AIPAC te stemmen. De website van de Washington Post houdt in detail bij hoe Amerikaanse Congresleden stemmen, dus daar konden we eenvoudigweg een lijstje van Israëlkritische Congresleden vinden. (Waarom kennen we dat trouwens niet in Nederland?) Verder hebben we lang gezocht naar een belastend verkiezingsspotje waarmee de tegenstander van toenmalig Congreslid Earl Hilliard in 2002 de Congresverkiezingen won. Uiteindelijk vonden we het spotje via een Amerikaans universiteitsarchief. Audiovisueel materiaal van verkiezingscampagnes blijkt niet heel gemakkelijk ontsloten en toegankelijk te zijn. Laat staan om de rechthebbenden te vinden.
Al researchend maakten we een line up van de uiteindelijk negen personen die gezamenlijk het hele verhaal zouden kunnen vertellen. In eerste instantie benaderden we mogelijke kandidaten alleen in omfloerste vraagstellingen. We schreven voorzichtig over een project dat de ‘nabije toekomst van het Midden-Oosten’ wilde onderzoeken. De verschijning van Richard Haass’ artikel ‘The New Middle East’ (Foreign Affairs, nov-dec 2006) was een paar keer de grotere kapstok waaraan we onze specifiekere thematiek konden ophangen.
Wanneer we iemand vonden die ons aansprak – meestal via de onderzoeksinstituten waar ze aan verbonden waren – belde William de Bruijn en vroeg vaak in bedekte termen of deze of gene wilde meewerken aan een uitzending over mogelijke toekomstscenario’s voor het Midden-Oosten. Belangrijkste bron tijdens de research was onze Amerikaanse collega Michael Massing, die grondig in het onderwerp gedoken was, en veel betrokkenen had gesproken. In de film legt hij een aantal belangrijke zaken over de macht van AIPAC in het Amerikaans Congres uit. Hij kon zo open zijn omdat hij als onderzoeksjournalist niet direct aan een tijdschrift of krant verbonden is. Ook is hij geen politiek correspondent of Midden-Oostenspecialist. (Op dit moment schrijft hij een boek over Erasmus.) Dat maakt hem relatief onkwetsbaar in een klimaat waar bijvoorbeeld kranten en tijdschriften al snel met ledenterugloop of verminderde fondsen te maken kunnen krijgen.
Slachtoffers
Het uitgangspunt van de film was dat we het verhaal van de ‘slachtoffers’ van de Israëllobby wilden maken. Mensen die rechtstreeks met ervaringen in het debat betrokken zijn.
Het overtuigen van al deze betrokkenen was een soort van hink-stap-sprong. Toen we de eerste namen van geïnterviewden konden noemen werd het een rollende sneeuwbal: zodra mensen merkten dat we goed in de materie zaten, wisten wie wie was en hoe de lijnen liepen, werd het groepje deelnemers vanzelf groter. Via een opmerking in het boek van George Packer (zie boven) over het exitgesprek van Colin Powell met George Bush wisten we dat Powell de schuld van de inval in Irak bij de Likudgezinden binnen de Bush regering legde. Na een poging gedaan te hebben om Powell zelf te krijgen leidde dit spoor ons naar zijn voormalige stafchef Lawrence Wilkerson, die ongekend open bleek voor een voormalige regeringsmedewerker. (Reden hiervan was diepe schaamte over zijn medewerking aan de presentatie van Powell voor de Verenigde Naties op 5 februari 2003, welke internationaal de doorslag voor de inval in Irak gaf.)
Het bleek al snel dat een aantal ‘slachtoffers’ van de Israëllobby graag bereid waren om te praten, zoals voormalig Congreslid Earl Hilliard en Kenneth Roth, directeur van Human Rights Watch. Wel een probleem bleek de medewerking van gelauwerd historicus Tony Judt. Judt had duidelijk genoeg van de storm die hij over zich heen had gekregen nadat hij zich achter het artikel van Mearsheimer & Walt had geschaard in de The New York Times (‘A Lobby, Not a Conspiracy’, 19 april 2006). Maar na twee maanden aandringen bleek hij een gepassioneerd verteller en achteraf beschouwd was het zelfs zijn laatste inhoudelijke bijdrage aan het debat. Een aangekondigd boek van zijn hand over hetzelfde onderwerp is om onduidelijke redenen op het laatste moment teruggetrokken door uitgeverij Atlas.
In tegenstelling tot onze verwachting was het het meest ingewikkeld om John Mearsheimer en Stephen Walt bereid te vinden mee te werken aan de uitzending. Het bleek dat zij naar aanleiding van het artikel een boek aan het schrijven waren en dat hun Amerikaanse uitgever het hen verboden had de pers te woord te staan. Ook bleek dat zij toch nog geschrokken waren over de felheid van de reacties op hun artikel en ervoor waakten dat de discussie over hun persoon zou gaan in plaats van het onderwerp. Mearsheimer weigerde en Walt kregen we niet eens aan de telefoon. Verzoeken via de Nederlandse uitgever Atlas leken aanvankelijk geen zin te hebben. We besloten om de uitzending toch door te zetten. De overige sprekers waren interessant genoeg en moesten het verhaal over Mearsheimer dan maar vertellen, en anders was de toevoeging van een commentaarstem in de uitzending een laatste redmiddel.
Gezien de financiële en logistieke omstandigheden waarbinnen wij een uitzending maken, kun je Tegenlicht het beste vergelijken met een trein die, als hij eenmaal rijdt, alleen maar door kan rijden. Er kan niet niet een uitzending uitkomen.
Nadat we alle opnamen gemaakt hadden en weer hoog en droog thuis waren, zei eindredacteur Jos de Putter: ‘Probeer Mearsheimer toch nog maar eens…’ Na gehoord te hebben wie we allemaal gesproken hadden, nodigde hij ons per direct uit.
Er bleef één sine qua non over die lastig zou gaan worden: deelname van een ‘neo-conservative’. Het tv-seizoen 2006-2007 werd gekenmerkt door zowel tanende populariteit van de regering Bush, als de steeds duidelijkere mislukking van de operatie Irak, alsook het langzaam van het toneel verdwijnen van ‘neocons’ als Rumsfeld, Wolfowitz en – later – Karl Rove. De ‘neocons’ maakten bepaald niet hun finest hour mee en alle (voormalige) kopstukken weigerden medewerking. Meestal wilden ze niet eens aan de telefoon komen. Alleen de misschien wel meest onverstoorbare der ‘neocons’, Richard Perle, voormalig adviseur van de regering Bush en graag geziene gast van AIPAC, was hierop een uitzondering.
Probleem bleef de lobbyclub AIPAC zelf. Die had en heeft als standaardprocedure dat geen van hun mensen in beeld of geluid commentaar geven. Om dit een plaats te geven in de uitzending hebben we een gesprek dat William de Bruijn met hen door de telefoon voerde stiekem opgenomen. Maar uiteindelijk bleek, dat het enige moment dat zij wel pers toelaten, hun jaarlijks congres was. Na enig aandringen werden we er toegelaten, hetgeen een belangrijke bron van materiaal voor ons zou blijken. Drie dagen lang hebben we onze ogen uitgekeken. Heel Washington, van Dick Cheney tot Barack Obama, liep voor onze geduldige camera langs.
Bronnen
Waar het de Israëllobby betreft, is heel veel off the record. Onze Amerikaanse collega Michael Massing had als onderzoeksjournalist grote moeite om Amerikaanse politici on the record uitspraken te ontfutselen. Een aantal afspraken met Congresleden moesten dan ook enigszins omfloerst worden gemaakt, door meer uit te gaan van ‘de toekomst van het Midden-Oosten’ als focus, en met Congreslid Peter Hoekstra diende zelfs zijn Nederlandse oorsprong als motief om binnen te komen. Op directe vragen kwam zelfs van democratisch presidentskandidaat Dennis Kucinich geen direct antwoord.
Een omtrekkende beweging om iemand voor de camera te krijgen kan zich ook tegen je keren. Op het AIPAC-congres probeerden we om een belangrijke vertegenwoordiger van het AIPAC-kamp, Robert Satloff, voor de camera te krijgen. Met de smoes dat we graag een interview met hem wilden maken over zijn medewerking aan Al Hurra, een door de Amerikaanse overheid betaalde televisiezender die in het Arabisch uitzendt, zegde hij zijn medewerking toe. Door een communicatiefout tussen research (in Hilversum) en regie (op dat moment in Washington DC) was de vragensteller hiervan niet op de hoogte. Tijdens het stellen van de eerste algemene vraag betrok het gezicht van Satloff, de man stond op en liep stampvoetend weg. Hij weigerde verder iedere medewerking.
Conclusies trekken
Aan het begin van ons werk was er meteen de vraag: hoeveel van Mearsheimer en Walts verwijten aan de Israëllobby zijn reëel of hebben we hier te maken met oeroud complotdenken? En in hoeverre zouden we door het maken van deze uitzending het complotdenken alleen maar entameren? Maar al werkend moesten we vaststellen dat het ons aan de tijd ontbrak om alle aantijgingen van Mearsheimer en Walt tot in detail na te trekken. Ook was in veel gevallen niet objectief vast te stellen hoeveel invloed bijvoorbeeld de activiteiten van de lobby hebben op stemgedrag en visies van Congresleden. Wat is bijvoorbeeld precies het effect van gesponsorde bezoeken aan Israël? En hoe kun je Tony Judt controleren als hij meldt dat hij off the record van een Congreslid heeft gehoord hoe de Israëllobby het stemgedrag van het Congres in handen heeft?
Wij zagen het niet als onze taak om de invloed van de lobby te weerleggen. Door het opvoeren van ‘neocon’ Richard Perle gaven we in de uitzending de indruk van het toepassen van hoor en wederhoor. Maar in feite bevestigt Perle alleen maar de macht van de lobby. De uitzending is een reis langs de randen van de macht van de Israëllobby, gezien door de ogen van de ‘slachtoffers’. Slachtoffers in overdrachtelijke zin; de wetenschap, het Amerikaans belang, de waarheidzoeker, het Congres en uiteindelijk Israël zelf.
Nasleep
Dit project deed ons ten volle beseffen hoe bijzonder het is van het Nederlandse publieke omroepbestel dat de adverteerders geen invloed op de inhoud van onze berichtgeving hebben. Het werken voor een omroepvereniging, de VPRO in het bijzonder, maakte dat wij totale redactionele vrijheid genoten. In hoogstwaarschijnlijk ieder ander land zou een directie de uitzending van te voren willen beoordelen en mogelijk op dit gevoelige onderwerp (zelf)censuur toepassen.
De uitzending op 2 april 2007 viel – zonder dat wij dat zo bedoeld hadden – samen met Seideravond, een van de belangrijkste joodse feestdagen. Zo belangrijk, dat de meeste Nederlandse joden niet voor de televisie zouden zitten. Heel vervelend, maar we kwamen er te laat achter om dat nog te veranderen.
Daags na de uitzending verwachtten we enige reactie in de kranten of anderszins. Niets van dat alles. Alsof niemand de uitzending gezien had. Was het taboe helemaal geen taboe, of was het ook in Nederland dermate aanwezig dat journalisten niet op de uitzending wilden reageren… Wie wel direct reageerden waren Amerikaanse extreem-rechtse krachten. Waarschijnlijk via het Nederlandse Stormfront hadden ze lucht gekregen van de uitzending en binnen een paar dagen stond er een hermontage van de uitzending op het internet. De inleiding van de film was veranderd en de titel omgetoverd in The Jews Rule the World by Proxy. Madeleine Albright werd betiteld als ‘Jewess’. De aftiteling was eraf geknipt en vervangen door het logo van het Amerikaanse Stormfront. Over de filmbeelden stond voortdurend een webadres vermeld dat verwees naar een man die Achmadinidjad tijdens de Holocaust-conferentie in Teheran persoonlijk had ontmoet. Extreem-rechts bleek uitermate blij met de uitzending. Het allermooist vonden ze het dat het joden zelf waren die de macht van de Israëllobby benoemden. Daarnaast bleken al snel twee Amerikaanse linkse websites de uitzending online gezet te hebben. Ditmaal in de originele versie, maar met prominent hun eigen logo over het beeld heen gezet.
Wat te doen? Al snel bleek dat de hermontage beter bekeken werd dan de originele versie en daarom hoger in de zoekresultaten stond. Ook werd duidelijk in de commentaren dat een deel van het publiek helemaal niet doorhad dat het niet de originele film betrof. In de trant van: kijk even door de inleiding heen, daarna wordt het goed. Na overleg met de juridische afdeling van de VPRO besloten we Google een brief te sturen met de betreffende url en het verzoek deze te blokkeren aangezien hier het copyright van de VPRO geschonden werd. Binnen een paar dagen na verzending was de url geblokkeerd.
De opluchting duurde maar één dag, want al snel stond er een nieuwe versie online, ditmaal met de welluidende titel: The Film the Stringpullers don’t want you to see! In de commentaren stond de opmerking dat dit het definitieve bewijs was dat Google in handen was van de joden. De film kreeg een speciale status en mensen werden opgeroepen de film te herposten op andere websites en hij werd in stukken gesneden aangeboden op YouTube. Wat we hadden geprobeerd te vernietigen was in een veelvoud teruggekomen. In eerste instantie leek onze aanpak mislukt. Maar wat bleek? In de zoekmachines stonden de tellers weer op nul en daarmee zakten de hermontages naar beneden in de zoekresultaten. De originele versies die werden aangeboden, hadden we bewust niet geblokkeerd en deze stegen daarom al snel hoger in de zoekresultaten. Na anderhalve maand hebben we een twintigtal url’s opnieuw laten blokkeren.
We beseften dat beeldmateriaal anno 2007 vogelvrij is en dat we de digitale verspreiding daarvan liever zoveel mogelijk naar ons toe wilden trekken. We zijn daarom als Tegenlicht een YouTube-kanaal begonnen voor een internationaal publiek waarop we de Engels ondertitelde versie van The Israel Lobby geplaatst hebben. Dit alles met het voornaamste doel om het de luie kijker zo gemakkelijk mogelijk te maken en de kans dat hij de originele versie vindt het grootst is. Hoewel we terdege snappen dat we de illegale hermontage nooit kunnen vernietigen, kunnen we er wel voor zorgen dat hij naar de randen van het web verdrongen wordt.
Van de hermontage hebben we wakker gelegen. En ons afgevraagd wat wij mogelijk fout gedaan hadden. Waren we te naïef geweest? Achteraf bezien denken we dat zonder onze naïviteit we waarschijnlijk niet eens aan het maken van de uitzending begonnen waren. En eerlijkheidshalve is het ook fascinerend om drie dagen na de uitzending Servische nationaal-socialisten op het internet over de film te zien discussiëren.
We hebben vooral veel geleerd van wat Emile Fallaux ons al voorhield: ‘Wie over Israël iets kritisch maakt, krijgt vreemde onvermoede vrienden.’ Na twee weken stond er op de website van de Amerikaanse Ku Klux Klan een aanbeveling om naar de uitzending te kijken. Ze verwezen naar de originele versie…. ze hebben blijkbaar ruzie met het Stormfront.