Jaarboek

Misleide Martelaren

Overzicht Jaarboek 2006

cover2006Ooit was het een populaire verzetsgroep tegen de sjah van Perzië die marxisme en islam verenigde. Maar onder leiding van een autocratische leider veranderde de Mujahedin Khalq in een radicale sekte. Ze pleegden aanslagen vanuit Irak maar zijn ook in Nederland actief. Ze weten hun leden zover te krijgen dat ze zich van hun partner laten scheiden en hun kinderen wegsturen. Judit Neurink vroeg zich af hoe intelligente mensen robots kunnen worden die elkaar bespioneren, opsluiten en martelen. En zichzelf voor hun leider in brand steken.

*Boek, uitgeverij Contact, 2006

Door Judit Neurink

Drie fragmenten uit Misleide Martelaren

De vrouwen om haar heen klappen en joelen. Als een brandende fakkel wankelt ze een paar meter over het trottoir voor de Franse ambassade in Londen voor ze valt en omstanders met spandoeken proberen de vlammen te doven. Die hebben zich allang door haar kleding heen gevreten en bijten in haar huid. Ze heeft zich voorgenomen sterk te zijn, maar de pijn is te hevig. Dit is veel moeilijker dan ze dacht en dan haar is verteld. Ze gilt het uit en verliest het bewustzijn. Vijf dagen later overlijdt de 25-jarige Neda Hassani in een Londens ziekenhuis aan haar brandwonden.
De mooie, jonge Iraanse demonstreerde al een paar dagen voor de ambassade op Knightsbridge tegen de arrestatie in Parijs van de top van de Iraanse verzetsgroep Mujahedin Khalq. Op 17 juni 2003 heeft de Franse politie Neda’s voorvrouw Maryam Rajavi samen met 160 andere leden van de Mujahedin-top gearresteerd op verdenking van terrorisme en fraude. Betogers in tal van Europese steden eisen gedreven en hartstochtelijk haar onmiddellijke vrijlating.
‘Ons leven is opgedragen aan het verzet? dat zal de democratie en vrijheid in ons land terugbrengen,’ zegt de welbespraakte Neda op een van die dagen tegen een televisieploeg. Ze heeft zich bij de Mujahedin aangesloten om het regime van de sjiitische geestelijkheid in Iran te verjagen. Later vertelt ze de pers voor de ambassade dat de suggestie van zelfverbranding al een tijdje bij de groep demonstranten leeft. ‘We denken er allemaal over het te doen,’ bekent ze. Dan, in de vroege avond, als de meeste betogers al zijn vertrokken, overgiet Neda zich met benzine en steekt zichzelf in brand.
De nacht ervoor heeft ze poëtische woorden opgeschreven om haar gevoelens van diepe trouw aan Maryam Rajavi te tonen. ‘Ik geef mijn geest om je te beschermen tegen de stroom van wrede winden, ik geef mijn geest om je te beschermen.’
Neda is niet de enige die haar leven wil geven voor Maryam Rajavi. In totaal steken zich in de dagen na haar arrestatie zeker tien leden van de Mujahedin in brand, van wie drie dat niet overleven. Maar vooral Neda’s geval trekt de aandacht, ook de mijne. Waarom steekt een mooie jonge vrouw, die is opgegroeid in Canada en opgeleid tot computeringenieur, zichzelf op een zomerse dag op straat in brand om haar trouw aan haar leidster te tonen? Hoe kom je zo dwaas of zo verdwaasd dat je denkt dat jouw dood haar vrijlating dichterbij brengt? Hoe word je zo’n misleide martelaar? En waarom laten mensen in een organisatie dit gebeuren: dit offer van een jong, veelbelovend leven?
(uit de Proloog)

‘We waren niet bang. Wel verdrietig, we wilden bij onze ouders blijven,’ vertelt Yasser Ezati. Het is begin 1991, de dag dat hij met tientallen kinderen per bus wegrijdt uit het Ashraf Kamp.
Dit is de uittocht die de levens van honderden Mujahedinkinderen en hun ouders nog vele jaren lang zal bepalen. Ook Yassers leven.
Yasser Ezati is tien jaar als hij slachtoffer wordt van de grote kinderroof waarmee Massoud Rajavi zich in 1991 van de kinderen van zijn volgelingen ontdoet. De kinderen zijn de militaire organisatie een blok aan het been. Nu de ouders hebben toegestemd zich van elkaar te scheiden om hun loyaliteit aan hun leider te tonen, moeten ze ook van hun kinderen gescheiden worden.

De Golfoorlog werpt Rajavi de oplossing in de schoot. In januari 1991 beginnen de geallieerden met zware bombardementen op Irak. Maar als hij de ouders vertelt dat hij hun kinderen naar veiliger oorden wil sturen, stuit hij op protest. De Mujahedinkampen in Irak liggen niet onder vuur. Erbuiten is het juist veel gevaarlijker.
Rajavi wil de kinderen kwijt en laat ze naar Bagdad verplaatsen, dat dag en nacht door de Amerikanen wordt gebombardeerd. Dan laten de ouders zich ervan overtuigen dat het buiten Irak toch veiliger is voor hun kroost, en gaan overstag.

‘De grenzen waren dicht door de vele vluchtelingen, er waren voedseldroppings en mensen stierven er. Het was chaos,’ beschrijft Massoud Khodabandeh de situatie. Khodabandeh, die in die tijd in de Mujahedin onder meer belast is met veiligheid, begeleidt de eerste twee bussen met elk vijftig kinderen. Met Yasser zijn in totaal zeker vierhonderd en vermoedelijk zelfs achthonderd kinderen dwars door een land in oorlog naar de Jordaanse hoofdstad Amman vervoerd. De jongste was nauwelijks twee maanden oud, de oudste vijftien jaar.
Door zijn positie in de Mujahedin komt Khodabandeh wel vaker aan de Jordaanse grens, hij bezit een speciale pas en heeft er zo zijn contacten. ‘De eerste bus bracht ik naar het paleis, naar malek Houssein,’ vertelt hij mij, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is dat de (inmiddels overleden) Jordaanse koning zich ontfermt over vijftig kinderen van de Mujahedin. ‘We zeiden natuurlijk dat het door de oorlog kwam, dat we de kinderen evacueerden, niet door de echtscheidingen ,’ lacht hij cynisch.

Khodabandeh weet aan de grens al telefonisch contact te leggen met de koning. ‘De malek zei: “De kinderen komen bij mij, laat ze door.”‘ De Jordaanse geheime dienst escorteert hem naar het koninklijk paleis in Amman. ‘De koning kwam de kinderen ’s ochtends bezoeken. Ze bleven twee dagen in het paleis.’ De koning biedt aan dat ze in Jordanië kunnen blijven tot de oorlog voorbij is, maar dat wil Rajavi niet, zegt Khodabandeh. ‘Veel te dichtbij. Dan zouden de ouders ze iedere paar weken willen zien.’

Uit Amman vliegen de kinderen naar Europa, Canada en de Verenigde Staten. Alleen al in Duitsland komen er zo’n tweehonderd terecht die daar vooral in eigen kindertehuizen van de Mujahedin worden ondergebracht. Jongeren als Yasser Ezati melden dat ze in een liefdeloze omgeving terechtkomen, waar ze voor en na school allerlei huishoudelijke karweitjes moeten doen en tot diep in de nacht naar de video’s met Massoud en Maryam moeten kijken. Ze worden geslagen, gestraft en mishandeld als ze zich opstandig of simpelweg als kinderen gedragen. Sommigen herinneren zich hoe ze iedere dag weer de ramen moeten lappen.

Yasser Ezati komt hier drie jaar na vertrek uit Irak terecht, als hij zijn drie pleeggezinnen in Canada heeft versleten omdat hij zich daar niet thuis voelt. Maar eigenlijk geldt hetzelfde voor de Duitse tehuizen, ook daar voelt hij zich niet thuis. ‘Er mocht niets,’ zegt hij over de drie tehuizen in Keulen, waar hij van zijn dertiende tot zijn zeventiende woont. ‘We kregen veel straf.’

Veel kinderen hebben jaren later nog trauma’s van de slechte behandeling in de tehuizen. Een jonge dochter van een ex-Mujahed in Nederland vertelt me dat ze nog heel regelmatig nachtmerries heeft over het kindertehuis. Haar vader vond haar pas na een lange zoektocht in Hamburg terug.

‘Ik had altijd honger. We kregen maar een beetje eten en als je om meer vroeg werd je geslagen,’ vertelt de jonge Nederlandse. Zij herinnert zich dat ze als twee- of driejarige hoge koorts had en alleen in een kamertje werd gelegd. ‘Ik schreeuwde om mijn zusje, dat ik al lang niet meer had gezien. En ze gaven me niets meer te eten, want ik was ziek. Mijn zusje gaf me haar brood. Ik huilde en zei dat ik naar mijn vader wilde, en kreeg klappen.’
(uit hoofdstuk 5: De grote kinderroof)

‘De dag na 11 september was er een groot feest,’ herinnert Yasser Ezati zich. ‘Ik heb die vliegtuigen wel duizenden keren de torens van het wtc in New York binnen zien vliegen. En steeds weer moesten we applaudisseren.’

Yasser Ezati is maar een van de sindsdien ontsnapte Mujahedin die me vertellen hoe groot de vreugde onder de Mujahedin is over de aanslagen van Al-Qaida. Er is snoep en cake, zelfs voor de gevangenen, dé manier om bij de Mujahedin iets te vieren. De foto van Time waarop je wanhopige mensen omlaag ziet springen uit een van de torens, hangt maandenlang overal in de Mujahedingebouwen.

Tijdens een grote bijeenkomst een dag later doet Massoud Rajavi een uitspraak waarmee hij een tipje oplicht van de sluier die over het terroristische gehalte van zijn sekte ligt. ‘Hij zei tegen het leger: “Kijk nou toch wat een conservatieve man uit de bergen doet tegen de Verenigde Staten – en wij met al onze apparatuur kunnen niets beginnen tegen Iran!”’ vertelt Yasser me ernstig.
Massoud Rajavi legt hier zelf het verband tussen zijn organisatie en Al-Qaida, en hij stelt dit soort terreurdaden als voorbeeld voor zijn commandanten. Hebben de ex-leden die me blijven waarschuwen voor het gevaar dat de Mujahedin vormen door hun terroristische inborst, dan gelijk? De organisatie staat al jarenlang op de Amerikaanse en Europese lijsten van terreurgroepen en protesteert daar voortdurend tegen. Een andere vraag dringt zich op: hoe anti-Amerikaans zijn de Mujahedin eigenlijk, als zij dit soort geweld verwelkomen?

De verhalen over de blijdschap na de aanslagen zijn nogal onthullend. Een van de ooggetuigen is Masoud Tayebi, die in 2001 nog een hoge functie heeft in de Mujahedin. Hij is op het moment van de aanslagen met vijftien andere stafleden van het Nationale Bevrijdingsleger op het legerhoofdkwartier. Een telefoontje meldt dat Amerika is gebombardeerd. ‘Iedereen was geschokt en stond op,’ vertelt Tayebi. De legerstaf vertrekt naar zijn militaire basis, waar hij de cnn-beelden van de aanslagen te zien krijgt.
De schok slaat om in vreugde. ‘Daarna vierden de Mujahedin feest,’ verhaalt hij, ‘luide muziek schalde door de luidsprekers. Iedereen zong mee met ‘Nabard ba Amerika’, of ‘De strijd tegen Amerika’, een lied dat al twintig jaar wordt gezongen bij de Mujahedin Khalq.’

In 2001 presenteert de politieke tak van de Mujahedin, de Nationale Raad van Verzet (ncr) satellietfoto’s van locaties in Iran waar uranium wordt verrijkt. De informatie leidt tot veel ophef, omdat Iran die activiteiten niet aan het Internationaal Atoomenergie-agentschap heeft gemeld. Daardoor vraagt niemand zich in eerste instantie af hoe de ncr eraan gekomen is. De Mujahedin Khalq hebben geen satellieten die deze foto’s hadden kunnen maken, en operaties op Iraans grondgebied beperken zich al jaren tot terreuracties die dit soort informatie niet kunnen opleveren. Hoe komen ze er dan aan? De verzetsraad herhaalt het staaltje enkele jaren later door soortgelijke foto’s van een verdachte locatie in Teheran uit de hoge hoed te toveren, opnieuw zonder dat de vraag over de herkomst daarvan wordt beantwoord.

Mij lijkt het zeer waarschijnlijk dat de foto’s afkomstig zijn van Israëlische spionagesatellieten. Israël houdt de Islamitische Republiek Iran, die het als zijn aartsvijand beschouwt, al jaren nauwlettend in de gaten. De Israëlische satellietfoto’s zullen via de Amerikaanse geheime dienst aan de Nationale Raad van Verzet zijn geleverd.

De organisatie past in het scenario dat neoconservatieven binnen de regering-Bush ontwikkelden om de islamitische regering in Iran omver te werpen. Neoconservatieve politici zien daarbij een belangrijke rol weggelegd voor het Bevrijdingsleger van de Mujahedin Khalq in Irak, vergelijkbaar met die van de Noordelijke Alliantie indertijd in Afghanistan, en met de rol die zij bij het ten val brengen van Saddam Hoessein zagen voor Ahmed Chalabi en zijn Iraaks National Congres.
Terwijl de Mujahedin Khalq in de Verenigde Staten al jaren op de lijst van terreurgroepen staan, prijzen Amerikaanse neoconservatieve politici hun (alom als zodanig bekende) mantelorganisatie de Nationale Raad van Verzet openlijk als een beweging die vecht voor democratie en een seculiere Iraanse staat.
(uit hoofdstuk 10: De terreur van goed en kwaad)

TOELICHTING
Onderzoek naar een sekte

Trouw-redacteur Judit Neurink kwam in 1999 voor het eerst in contact met een uitgetreden lid van de Mujahedin Khalq. Zijn schokkende verhaal over de wijze waarop organisatie tegen eigen leden optrad, maakte haar duidelijk dat de Mujehedin Khalq niet gewoon een Iraanse oppositiegroep was. De politieke verzetsgroep leek veranderd in een gewapende sekte met een dictatoriale leider.

Door Judit Neurink

Mijn interview in Trouw met ex-Mujehedin Karim Haggi Moni maakte veel reacties los. Leden van de Mujahedin kwamen bij Trouw demonstreren en hingen (vaak huilend) aan de telefoon. Ik raakte geïntrigeerd en heb jarenlang alles wat ik tegenkwam over de groep bewaard, wat me later bij het onderzoek goed van pas kwam. Ook de brieven die de organisatie schreef als reactie op mijn artikel met Haggi Moni bleken later essentieel voor het boek.
In februari 2004 was ik voor Trouw in Iran. Ik had de Iraanse ambassade verteld dat ik graag meer in detail over de Mujahedin wilde schrijven. Ik wilde weten of er ex-leden in Iran woonden. Toen mijn reis er bijna opzat kwam er een telefoontje van het Iraanse ministerie van Binnenlandse Zaken: ik kon een aantal uitgetreden leden van de organisatie in Teheran interviewen.
Ik sprak met twee vrouwen die een aanslag hadden gepleegd in Iran. Ze hadden een gevangenisstraf uitgezeten en waren nu actief waren in Nejat, een organisatie voor ex-leden. Ik sprak ook met twee mannen die al wat langer geleden de organisatie de rug hadden toegekeerd. Ik kwam in tijdnood: mijn terugreis stond voor de deur. Ik sprak af dat ik terug zou keren om langere, gedetailleerde interviews te maken.
Dat bracht het project op gang. Ik vond de verhalen zo schokkend, dat ik besloot dat ze in een boek gebundeld moesten worden.

Lening
Ik benaderde een uitgever, en het Fonds voor Bijzondere Journalistieke Projecten. Beide zagen er niets in. Een tweede uitgever wel: Contact toonde zich geïnteresseerd. Ik nam een half jaar vrij, sloot een lening af en begon met het onderzoek.
In de zomer van 2004 begon ik met een lange reeks interviews in Nederland en Duitsland. Ik had weer contact weten te leggen met Karim Haggi Moni, die me meldde dat er in juni een bijeenkomst van oud-leden zou zijn in Parijs. Daar ontmoette ik hele families, hoorde ik kortere en langere verhalen en legde ik contacten die voor het tot stand komen van het boek van groot belang waren. Verder hielpen mijn Iraanse vrienden en kennissen me om met weer andere ex-leden in contact te komen. Met hen besprak ik hoe er binnen de Iraanse gemeenschap tegen de Mujahedin Khalq wordt aangekeken. Ik sprak ook met een collega bij het Praagse radiostation Radio Farda, dat zich in het Farsi richt op Iran. Hij weet veel over de organisatie heeft nogal wat leden in zijn kennissenkring heeft.

Deeltjes van de waarheid
Mijn grote probleem was dat ik de gegevens die ik door alle interviews verzamelde, niet kon controleren. Er bestaan geen onafhankelijke publicaties over de Mujahedin Khalq, anders dan The Iranian Mojahedin, een boek van de Iraanse historicus Ervand Abrahamian. Dat loopt maar tot eind jaren tachtig. Ook de Franse Victor Charbonnier (pseudoniem voor twee journalisten) schreef een boekje: The People’s Mojahedin of Iran: A struggle for what?. Dat boekje heeft als bezwaar dat het grotendeels is gebaseerd op getuigenissen van uitgetreden leden.
Behalve deze boeken lezen kon ik dus weinig anders dan de vele verhalen met elkaar vergelijken. Dat bleek niet altijd even simpel; binnen de organisatie kende ieder maar een deeltje van de waarheid. De enige die de hele waarheid bezit, en dus de macht, is sekteleider Massoud Rajavi. Ik besloot al snel dat ik niet zou proberen Rajavi of zijn vrouw en mede-leider Maryam te interviewen. Enerzijds omdat ik weinig meer te horen zou krijgen dan propaganda, die ik ook van hun websites en uit hun publicaties kon halen. Anderzijds omdat ik geen slapende honden wilde wakker maken. De organisatie staat bekend om zijn wraakacties. Ik zorgde dan ook in een vroeg stadium dat mijn adres en telefoonnummer niet makkelijk te achterhalen waren.

<T>Controle
In zo’n kwestie is het moeilijk om waarheid van leugen te schiften; je kunt niet blind afgaan op een gesprekspartner die betrouwbaar overkomt, al speelt dat in de afweging natuurlijk wel mee. Ik besloot de gegevens uit de publicaties van ex-leden (en de vrouw van één van hen) te vergelijken met het boek van Abrahamian. Ik gebruikte alleen informatie die ik op basis daarvan betrouwbaar achtte. Verder besloot ik ‘feiten’ of details die ik van meerdere gesprekspartners te horen kreeg, als betrouwbaar te beschouwen. Ik probeerde feiten zoveel mogelijk te controleren aan de hand van berichten van persbureaus en kranten, en die van de organisatie zelf (vooral op het internet). Ook raadpleegde ik boeken van uitgetreden leden als Farah Karimi: (‘Het geheim van het vuur’). Soms hoorde ik interessante informatie die op geen enkele manier te checken was. Als de informatie opvallend en belangwekkend was, gebruikte ik die uiteindelijk met de vermelding dat er maar één bron voor was.

Ooggetuigen
In oktober 2004 begon mijn half jaar verlof. Ik ben eerst naar Noord-Irak gereisd om daar de plaatsen te bezoeken waar de Mujahedin Khalq in 1991 voor Saddam tegen de Koerden zouden hebben gevochten. Ik vond tal van ooggetuigen, en hun verhalen klopten met elkaar – en later ook met de ex-Mujahedin die ik erover ondervroeg.
Daarna heb ik in Iran lange interviews gehouden met een aantal ex-leden. Meestal zonder dat daar iemand van de overheid bij aanwezig was. Ik had de indruk dat mensen zonder schroom tegen me spraken. Temeer omdat een broer van mijn tolk ook in de organisatie heeft gezeten.
Ik reisde ook naar Iraans Koerdistan, waar de zoon woont van een van de ex-leden in Nederland. Hij is daar in veiligheid gebracht omdat de Mujahedin hem via de rechter bij zijn vader probeerden weg te halen. De Iraanse overheid was niet op de hoogte van dit bezoek.

Selectie
Het probleem in de maanden daarna was vooral het schiften van de informatie, het afluisteren van vele uren band en de selectie van de meest interessante gegevens. Maar ook de vormgeving van het boek kostte hoofdbrekens. Aanvankelijk wilde ik het boek beginnen met het schokkende verhaal van de ontvoering van honderden kinderen van Mujahedin-leden. Dat bleek niet aan te slaan: het boek werd er ontoegankelijk door. Daardoor zag ik me gedwongen te beginnen met de (toch wat saaie) geschiedenis van de organisatie. Begin 2005 voerde ik daarom telefonisch nog enkele aanvullende gesprekken met een persoon die als rode draad het uiteindelijke boek bij elkaar is gaan houden.

Spervuur van propaganda
Onderzoek doen naar een sekte is niet simpel. Je doet het nooit goed en je zit tussen een spervuur van propaganda van voor- en tegenstanders. Daarom moet je uiteindelijk vaak op je gevoel afgaan bij de keuze van wat je geloofwaardig acht en wat niet. Omdat er zo weinig onafhankelijke bronnen waren, maakte ik van mijn verhaal een persoonlijke zoektocht. Dat gaf me de kans om ook mijn overwegingen mee te nemen: waarom ik toch eerder geneigd ben de verhalen van uitgetreden leden te geloven dan die van de organisatie.
De gebeurtenissen na de verschijning van het boek steunen me in die keuze. De <I>Mujahedin Khalq hebben geprobeerd de presentatie van mijn boek te verstoren; ze hebben mijn redactie bestookt met e-mails en telefoontjes over mij, me uitgemaakt voor ‘misleide journalist’ (en dat is nog het minste). Tenslotte hebben ze begin 2006 nog geprobeerd kranten te overreden hun ‘recensies’ over mijn boek te plaatsen. Vertalers hebben uit angst voor wraakacties afgehaakt, uitgevers idem dito.
Mijn Iraanse vertaler (die het boek in het Farsi vertaalde voor uitgave in Iran) vertelt me dat de tranen hem vaak het vertalen onmogelijk hebben gemaakt. Kinderen van (ex)-Mujahedin vertellen me dat ze zoveel in het boek herkennen. Eén van hen gebruikt mijn boek voor haar theses in haar studie psychologie.
Het is een boek dat al een paar maanden na verschijning een verleden heeft…

Judit Neurink, Misleide Martelaren. Over de Iraanse Mujahedin. Of: hoe verzetsstrijders terroristen worden. Contact, Amsterdam, 2005. EURO 24,90 ISBN 9025426220

Gerelateerde artikelen

De alweer vijftiende editie van het VVOJ Jaarboek Onderzoeksjournalistiek is vrijdag 6 april gepresenteerd tijdens de Avond van de Onderzoeksjournalistiek in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam. In deze jubileumuitgave een speciaal katern met kleurenfoto’s waarop ANP-fotografen een jaar onderzoeksjournalistiek in beeld brengen.
Voor haar Jaarboek Onderzoeksjournalistiek 2017 zoekt de VVOJ een eindredacteur. Ben jij een ervaren bladenmaker? Heb je een scherpe eindredactionele blik? Ben je lid van de VVOJ en beschik je over de talenten die nodig zijn om een enthousiaste vrijwillige redactie te begeleiden? Lees dan vooral verder.

Sluit je aan bij de vereniging van onderzoeksjournalisten

En vergroot je kennis én netwerk