Maandag 22 juni debatteerden journalisten tijdens het VVOJ Café in Amsterdam over de Nederlandse bijdrage aan de oorlog in Irak. Een strijd waarvan niemand in het gezelschap wist hoe lang die eigenlijk al duurde. Ook Jacco Versluis (KRO Reporter) en Joost Oranje (NRC Handelsblad), de sprekers tijdens dit VVOJ café, weten het even niet. Gespreksleider Miro Lucassen heeft het paraat: 2287 dagen duurt operatie Iraqi Freedom inmiddels. Een verslag.
Sprekers: Jacco Versluis (KRO Reporter) en Joost Oranje (NRC Handelsblad)
Gespreksleider: Miro Lucassen
Datum: 22 juni 2009
Locatie: Café Kapitein Zeppos Amsterdam
Verslag: Margo Smit, 24 juni 2009
Niemand in het gezelschap weet het, hoe lang ‘we’ eigenlijk al oorlog voeren in Irak. Ook Jacco Versluis (KRO Reporter) en Joost Oranje (NRC Handelsblad), de sprekers tijdens dit VVOJ café over de Nederlandse betrokkenheid bij die oorlog niet. Alleen moderator Miro Lucassen heeft het paraat: 2287 dagen duurt operatie Iraqi Freedom inmiddels.
Hoe we daarin terecht kwamen, en hoe Kuifje daar na al die jaren nog achterkomt, zijn de centrale vragen.
Oranje en Versluis vertellen – voor zover onderzoek met behulp van anonieme bronnen en staatsgeheime stukken dat toeliet – hoe zij de afgelopen jaren die puzzel hebben gelegd.
Een dergelijk onderzoek begint zoals de meeste andere, met lezen, lezen en lezen, zegt Versluis.
‘Stapels kamerstukken en artikelen, en dan lijstjes maken met namen die je tegenkomt. Daarmee ga je de Staatsalmanak in, en Google, om te vinden wie nog actief is, wie waar is gebleven, en wie nu misschien benaderbaar is. En dan ga je schaken. Wie spreek je het eerst zonder dat meteen alle deuren dichtgaan?’
De heren hadden al wel een voorgevoel waar ze naar zochten.
‘Maar je moet voorkomen dat je niet meer openstaat voor nieuwe bevindingen,’ zegt Oranje.
Sparren met een collega die er niet tot over zijn oren inzit, houdt je scherp en voorkomt tunnelvisie. Beiden deden dat binnen hun eigen redactie, want samenwerken met een ‘buitenstaander’ van een andere medium vinden ze te gecompliceerd.
‘Soms willen mensen alleen met mij praten,’ zegt Versluis. ‘Niet om arrogant te zijn, maar die vertrouwelijkheid is heel essentieel.’
Maar wie wil er überhaupt nog over zo’n gevoelig onderwerp met een journalist praten? ‘Redenen genoeg,’ volgens Oranje.
‘Gewetenswroeging, mensen zagen in dat het krankzinnig was geweest om die oorlog politieke steun te geven.’
Of platweg politiek opportunisme.
‘In 2004, toen ik mijn eerste grote artikel over Irak schreef, viel het helemaal dood. Toen zat ik bij Kamerdebatten zielig in mijn eentje op de perstribune. Pas toen het bij de formatie van een nieuw kabinet in 2006 weer ging leven bij de PvdA, vonden de collega’s het ineens ook weer interessant.’
En ook toen duurde het nog twee jaar voor de kogel van een parlementair onderzoek echt door de kerk was.
De aanwezigen willen vooral weten hoe je omgaat met bronnen in de politiek en de inlichtingendiensten die zo moeilijk te ‘cultiveren’ zijn. En – zeker na de inval vorige week bij een Telegraaf-collega – hoe je voorkomt zelf onderzoek van die inlichtingendiensten te worden.
‘Je moet je stukken uiteraard niet thuis bewaren,’ zegt Oranje, waarop Versluis bloost:
‘Ik heb wel eens met een doosje lucifers boven wat stukken in de wasbak gestaan.’
Digitaal en op een veilige plaats, die zeker ook niet je redactie is, is het gezamenlijke advies.
‘En niet je mobiele telefoon mee naar een gevoelig liggende afspraak, gezien de mogelijkheden van GPS-traceren.’
Ook wordt gewezen op de kansen die buitenlandse contacten bieden, zowel in persoon als bij het verkrijgen van documenten.
‘Voor een buitenlandse bron ben jij als Nederlander vaak ver weg en onschuldig,” zegt Versluis. En een beroep op de FOIA levert in de Verenigde Staten vaak meer op dan een WOB-verzoek in Nederland.
Oranje: ‘De regels zijn er helder en ze zijn er echt opener.’
Versluis en Oranje geven beide aan geïnteresseerd uit te zien naar de bevindingen van de commissie-Davids, die eind dit jaar over de Nederlandse betrokkenheid bij de oorlog in Irak zal rapporteren.
Al zijn de grote lijnen nu wel bekend, het blijft interessant te zien hoe het politiek en ambtelijk complex heeft gewerkt. Want zo kan het een volgende keer ook weer gaan. En was Nederland misschien toch ook nog wel militair betrokken?
‘Ik heb het nooit hard gekregen,’ zegt Oranje. ‘Maar dat kan nog komen.’