Titel: Wel en wee van peilingen
Spreker: Jelke Bethlehem
Datum: 20 april 2013
Tijd: 15:15- 16:15 uur
Aantal deelnemers: 6
Verslag: Willy Koolstra
Er zijn goede en slechte peilingen en veel factoren zijn daar debet aan. Jelke Bethlehem, als statisticus werkzaam bij het CBS, vertelt waar een goede peiling aan moet voldoen.
Plasterk stond in de peilingen op voorsprong om partijleider van de PvdA te worden, maar het werd Samson. Hoe kan dat?
Bij peilingbureaus, zoals dat van Maurice de Hond, melden mensen zichzelf aan en uit die groep wordt een steekproef getrokken. Er is dus sprake van zelfselectie, alleen mensen die het leuk vinden doen mee.
Het CBS heeft daarentegen verbinding met de bevolkingsadministratie van alle gemeenten in Nederland en kan zo een aselecte steekproef trekken.
De media wekken vaak de indruk dat de uitkomst van een peiling exact is, maar niets is minder waar. Bij zelfselectie heeft niet iedereen in de popuatie een even grote kans om in de steekproef te komen en dat is wel vereist.
Ook moet de trekkingskans bekend zijn. De maximaal mogelijke afwijking van de werkelijke waarde hangt af van de omvang van de steekproef. Bij een steekproef van 100 is dat bijna 10% en bij een steekproef van 10.000 1%.
Een groot probleem is de non-respons. Deze is hoog in Nederland. Mensen zijn niet thuis, hebben geen zin of zijn door een taalbarrière, ziekte of handicap niet in staat om aan het onderzoek mee te werken.
Het zogeheten ‘Computer Assisted Personal Interview’ (CAPI), waarbij de interviewer met de laptop langs komt levert weinig non-respons op. Een hoge non-respons daarentegen bij het ‘Computer Assisted Telephone Interview (CATI)’.
Computergestuurde peilingen zijn mogelijk vanaf 1980 en na 2000 werden polls ook via het internet gehouden. Peilen kan natuurlijk nog altijd via de post en tegenwoordig ook per e-mail.
Iedereen kan een peiling houden. Er zijn programma’s die je gratis kunt downloaden, zoals LimeSurvey en SurveyMonkey.
Het bezwaar van online peilingen is dat nog steeds zo’n vijf procent van de mensen geen internet heeft. Slechts veertig procent van de ouderen boven de 65 jaar heeft internet. Ook mis je veel allochtonen en lager opgeleiden. Bovendien is er niemand die kan helpen.
Soms kun je eenzelfde enquête meerdere keren invullen en controle over de selectie is niet mogelijk omdat ook mensen buiten de doelgroep mee kunnen doen.
Bij het maken van een vragenlijst kan veel mis gaan. Suggestieve vragen, vragen met een dubbele ontkenning, onbegrijpelijke vragen en de twee vragen in één- vraag leveren niet de goede antwoorden op.
Een beroep doen op de herinnering van mensen gaat ook vaak fout. Een vraag moet neutraal gesteld worden zodat niet een mening wordt gevormd in plaats van een mening gemeten.
Ook het beantwoorden van de vragen gaat niet altijd even goed. De begeleidende uitleg wordt vaak niet gelezen.
Mensen kiezen soms niet het juiste, maar wel het makkelijkste antwoord, hebben dikwijls een voorkeur voor een optie bovenaan de lijst, vullen willekeurig een antwoord in, kiezen voor ‘niets veranderen’ of geven steeds hetzelfde antwoord.
Een checklist voor wat een goede peiling is, is te vinden op www.npso.nlet en www.survey-onderzoek.nl.
Conclusie:
1. Ga niet klakkeloos af op persberichten.
2. Lees de onderzoeksverantwoording.
3. Publiceer niet over onderzoek waarvan je de kwaliteit niet kunt vaststellen.
4. Als voor de steekproef niet netjes is geloot, is het meestal geen goed onderzoek.
5. Wees vooral op je hoede bij online-onderzoek.
6. Gebruik de checklist.
Tot slot. Er is de Peilwijzer die het gewogen gemiddelde neemt van verschillende peilingen: de Politieke Barometer van Ipsos Synovate, Peil.nl van Maurice de Hond, de Stemming van EenVandaag en TNS NIPO.