Het maken van een goed journalistiek verhaal is niet alleen ‘kunst’ maar ook ‘kunde’. Dat je die voor een deel kunt leren, laat de track met ‘storytelling’ workshops op de IRE conferentie in San Francisco zien. Door minutieus één verhaal te fileren, geven collega’s elkaar kijkjes in de schrijf-keuken.
Tekst: Margo Smit
Lees ook: All about the numbers (not)! en Vangnet, lobbyclub of beroepsorganisatie?
Sam Roe (The Chicago Tribune) neemt op de vroege zaterdagochtend (wij dachten dat 9 uur is vroeg op een VVOJ-conferentie? Hier beginnen ze al een half uur eerder…) een volgepakte zaal mee op zijn tocht om uit een stapel inspectierapporten de dood van een gehandicapt kind te reconstrueren.
‘Deadly Neglect’ heeft alles dat een goed verhaal zo pakkend maakt: ‘Surprise, tension, heroes and villains,’ zegt Roe. ‘Waar is de held, waar zit de spanning? Geef ik in de kop al weg dat het kind niet meer leeft? Waar zit de verrassing?’ In het verhaal over de laatste uren van Jeremiah Clark bleek uiteindelijk dat het om systematische verwaarlozing in verpleeghuizen in de staat Illinois ging.
Tien zinnen
Roe heeft een interessante methode van schrijven. Na het verzamelen van al zijn materiaal begint hij met het groeperen ervan onder ‘subheads’: onderdelen die zeker in het verhaal moeten zitten. ‘Ik schrijf dan voor iedere ‘subhead’ een pakkende titel, en dan de eerste en de laatste zin van waar dit onderdeel over gaat. Ik maak per verhaal niet meer dan vijf subheads. En als je dan echt tevreden bent met die tien zinnen, heb je de ruggengraat van je verhaal. Dan kan je gaan invullen.’
‘Probeer het maar eens,’ raadt Roe aan. ‘En maak je onderdelen niet te lang! Be disciplined about it! If some information doesn’t fit in, cut it out: nobody will know, right?’
‘Deadly Neglect’ zorgde ervoor dat de wetgeving in Illinois voor verpleeghuizen op de schop ging. Maar het verpleeghuis waar Jeremiah Clark woonde is nog steeds open, zegt Roe. En dat ergert hem duidelijk.
Meten is weten?
Het roept de vraag op wanneer je kunt spreken van een succesvol onderzoeksverhaal. Moet er een kop rollen, een wet veranderen of ben je blij met publieke verontwaardiging? De journalist die zegt dat de impact van zijn verhaal hem niet interesseert moet nog geboren worden. En zeker voor onderzoekscentra die draaien op donaties en giften is het meten van impact dagelijkse kost geworden.
Maar hoe meet je wat je verhaal teweegbrengt? Keith Hammonds van het Solutions Journalism Network geeft één hint: verhalen met oplossingen voor een probleem leveren veel meer commentaar en betrokkenheid van het publiek op. Om een simpele reden: ze zijn vaak positiever van toon en zeker een Amerikaans publiek houdt daarvan. ‘People know the world goes to hell in a handbasket already, so they like seeing journalists aiming for solutions instead of just describing problems.’
Hammonds’ centrum doet statistisch onderzoek naar impact, en zijn cijfers geven aan dat zogenoemde ‘solutions based stories’ het publiek beter informeren, dat het publiek dit soort verhalen meer deelt met zijn netwerk, en dat het eerder in actie komt. Het blijft echter vaag hoe er dan precies gemeten wordt.
Lindsey Green-Barber van het Center for Investigative Reporting (een non-profit uit Berkeley, California) maakte er een ‘outcome tracker’ voor: een spreadsheet waarin de verslaggevers bijhouden wat er gebeurt nadat een verhaal is gepubliceerd. Daarin komen mails, doorverwijzingen in andere media, clicks en bezoekersaantallen, maar zeker ook tastbare veranderingen (in wetgeving, of in ‘awareness’). Eenvoudig te laten zien aan donoren.
Kicken?
Het blijft wel een heikel onderwerp: het aandragen van oplossingen voor de problemen of misstanden die onderzoeksjournalisten aankaarten. Is dat wel een rol voor de journalist? En wat als een bestuurder je oplossing overneemt en het werkt niet? Hammonds: ‘The first we can do is great reporting, evidence based reporting. Maar daarbovenop: Als verslaggever heb je uiteindelijk zoveel materiaal verzameld dat je best wel eens een oplossing of een benchmark mag aandragen. Probeer het maar eens. Het is kicken!’