Journalistiek in het buitenland is tijdrovend en duur. Dat hierdoor de buitenlandberichtgeving onder druk staat is een voldongen feit. Toch is het nog altijd mogelijk om langere tijd onderzoek te doen in het buitenland. Door slim te werk te gaan, eventueel externe financiers te vinden en en niet te buigen voor NGO’s, zijn er nog prachtige verhalen te vertellen. Dat betoogden vier sprekers tijdens het derde VVOJ-Jongerencafé van 17 september. Een verslag.
door Paul Schram. Foto: Saskia Houttuin
Alle journalistiek begint met een goed idee. Hans Ariëns van OneWorld ziet veel verhalen voorbij komen die niet goed gepitched zijn:
„Een journalist mailt dan. Heb je iets uit Burkina Faso nodig? Of mensen bellen als ze op weg zijn naar een land en hebben niet eens een idee. Of verhalen zijn direct ingefluisterd door een NGO. Altijd kritisch blijven, het is een grote valkuil.”
Arne Doornebal, die zesenenhalf jaar in Oeganda woonde, heeft alle beginnersfouten gemaakt.
„In het begin wil je op groot nieuws zitten, maar dat valt tegen. Ik had een duur ticket geboekt naar Zuid-Afirka voor het WK. Maar daar zaten overal al mensen van de NOS en andere media. Ik had daar niets te zoeken. Vooral de onbekende verhalen doen het goed, want daar val je bij op.”
Freelance journalist Fleur Launspach: „Ik heb ook een paar keer een dom mailtje gestuurd. Je moet ook een beetje leren wat mensen willen horen. Ik wilde een keer een verhaal maken over startups in Israël maar ze wilden alleen iets over Gaza lezen, dat stond toen in brand.”
En: “Je moet vooral slim te werk gaan, contacten spreken voordat je weggaat en weten waar je moet pitchen. En laat redacties waar je mee werkt ook helpen je idee aan te scherpen.”
Met een goed idee op zak is niet alleen genoegd. Het belangrijk om de financiering rond te krijgen. Hiervoor moet je slim werken en niet bang zijn commercieel te denken.
Zo verkoopt Launspach haar verhalen een paar keer.
„Uit één reis moet je een paar verhalen zien te maken, of je moet één verhaal meerdere keren verkopen. Aan het buitenland bijvoorbeeld, of ik vraag een fonds aan.”
Een van die fondsen is het postcodeloterijfonds.
Janneke van Riel legt uit: „Wij ondersteunen (onderzoeks)verhalen in het buitenland. Via een goede aanvraag kan je bij tot 5.000 euro aanvragen. We vragen wel een intentieverklaring van een opdrachtgever.” `Het fonds steunde tot op heden 56 verhalen.
Toch is dat niet altijd voldoende.
Hans Ariëns spreekt over een onderzoeksreeks die in zijn blad verscheen. „Onze journaliste verbleef lange tijd in Oeganda om te schrijven over sekstoerisme in Ghana. Ze schreef terwijl ze het onderzoek deed over aanverwante onderwerpen. Bijvoorbeeld een column over liefde in Afrika. Alleen dan kan je écht lange tijd verdiepen in een onderwerp.”
Om écht onderzoek te doen in het buitenland, is er nog radicalere oplossing, zoals de weg die Arne Doornbal bewandelde. Hij verhuisde naar Oeganda.
Doornbal: „Onderzoek doen in het buitenland is moeilijk. Alles is ongeschreven en moet je zelf doen. In Nederland kan je iedereen bellen en alles zoeken op internet. In Afrika moet je bij iedereen langs, vertrouwen winnen. Dat maakt het kostbaar, maar zeker niet onmogelijk.”