Titel: Archieven: wat kun je ermee en wat is openbaar? Deel 1
Datum: 07 november 2014
Tijd: 14:15-15:15 uur
Sprekers: Pieter Trogh, Joachim Derwael en Paul Brood
Moderator: Eric Hennekam
Aantal deelnemers: 20
Verslag: Danneels Guillaume
Wat kun je allemaal met archieven doen en wanneer is dat openbaar? Deze vragen behandelden Pieter Trogh, wetenschappelijk medewerker voor het In Flanders Field Museum (IFFM), Joachim Derwael, archivaris in het Algemeen Rijksarchief 2 te Brussel en Paul Brood, archiefwezen in het Nationaal Archief (Nederland).
Als eerste kwam Pieter Trogh aan het woord. Hij is drie jaar bezig met het samenstellen van een namenlijst van alle slachtoffers die gevallen zijn bij de slag van Ieper in de Eerste Wereldoorlog.
De komende vijf jaar wordt op het projectiescherm in het IFFM de namen van ongeveer 600.000 slachtoffers geprojecteerd uit zestig verschillende landen.
Over elke burger/soldaat wordt zoveel mogelijk informatie verzameld. Hiervoor gebruikt men verschillende bronnen:
- Bestaande databases
- Gemeentelijk archief
- Burgerlijke stand ( basisgegevens van een slachtoffer)
- Verschillende fondsen van het Algemeen Rijksarchief
- Archieven van parketten (dossiers van vermiste en dubieuze overlijdens)
- Bisschoppelijke archieven
- Persoonlijke getuigenis (de geschreven oorlog, b.v. brieven en postkaarten)
De conclusie van Pieter Trogh is dat alles wat tijdens de Eerste Wereldoorlog is gebeurd, zeer goed gedocumenteerd is.
Het IFFM hamert op het perspectief van menselijke ervaringen. Bezoekers stellen dat op prijs. Ze voelen zich aangesproken, en kunnen vaak zelf het verhaal van hun familielid samenstellen.
Elke week worden er nog twee of drie giften gedaan aan het museum met nieuwe informatie over personen. Zo blijft de collectie groeien.
Het museum is een geschikt instapcentrum voor wie meer wil weten over een bepaald persoon van de Eerste Wereldoorlog. Ook op de website van GoneWest kun je informatie lezen van de vele slachtoffers.
Pieter Trogh vindt dat er nog grondiger onderzoek naar slachtoffers moet worden gedaan. Sommige dingen zijn volgens hem te weinig onderzocht. Denk aan de impact van de Spaanse griep tijdens de oorlog, of het landschap in Europa vóór en na het conflict.
En wat met de mythe: ‘Strijden voor het vaderland’?
Er liggen nog veel vragen open, aldus Pieter Trogh.
Joachim Derwael kwam vertellen over het bronnenmateriaal dat hoofdzakelijk in de twintigste eeuw werd gebruikt.
In het Rijksarchief ligt ongeveer 275km archief. Dat blijft jaarlijks toenemen.
Het bronmateriaal kun je in vier delen opdelen.
- Materieel leed en naoorlogs herstel: Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden enkel de vonnissen van rechtbanken gered. Andere archieven gingen allemaal verloren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden ongeveer 900.000 dossiers vernietigd.
- Vluchtelingen: Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren burgers op de vlucht voor het geweld. Dit werd bijgehouden in het Central Register of Belgian Refugees. Niet alleen burgers waren op de vlucht, ook vele soldaten gingen op de vlucht. Iedere soldaat die probeerde te vluchten kreeg een dossier waarin stond wat hij verkeerd had gedaan en zijn straf.
- Verzamelen van informatie: Documentatiearchief van Gerechtelijke politie Antwerpen, Brussel, Gent. Dit werd aangelegd met oog op samenwerking.
- Ontwikkeling wapens: Belgische brevetten. Hierin staat een beschrijving van een ontwikkeld wapen, een gedetailleerde tekening en de evoluties die gemaakt werden.
Als laatste kwam Paul Brood aan het woord. Hij is werkzaam in het Nationaal Archief in Nederland.
Om dossiers terug te vinden kun je verschillende invalshoeken gebruiken, aldus Brood: daders, slachtoffers, oorlogsmisdaden, verzet, Engelandvaarders en vermogensbeheer.
Paul Brood gaf bij de eerste drie invalshoeken enkele websites waar je meer informatie kan vinden over je onderwerp.
Wanneer is iets openbaar?
In principe is alles openbaar, behalve bij dossiers die gevoelig liggen (brieven van koningin Wilhelmina).
In de meeste gevallen kun je een dossier twintig jaar na het overlijden van iemand inzien. In België is dat dertig jaar. Gevoelige dossiers kun je in Nederland pas 75 jaar na iemands overlijden bekijken. In België is dat na honderd jaar.