Ex-Bellingcatter Christiaan Triebert (midden) op zoek naar een Surinaams drugstransport op de conferentie Chek, Check, Double Check in Paramaribo. Links van hem in rood shirt: Wilfred Leeuwin.
Door: Jeroen Trommelen
PARAMARIBO
Een conferentie voor onderzoeksjournalisten die begint met een lezing over het thema ‘schaamte’ en twee dagen later eindigt met een live online-zoektocht, tot diep in de avond, naar de eigenaar van een neergestort drugsvliegtuigje in het district Brokopondo. Zo verloopt dat in Suriname waar afgelopen 6 tot en met 8 juni de conferentie Check, Check & Double Check werd gehouden; een symposium naar model van de jaarlijkse VVOJ-conferenties. Met een hoofdgast die de VVOJ waarschijnlijk ook graag zelf had gehad: Christiaan Triebert, een van de medewerkers van het eerste uur van onderzoekscollectief Bellingcat en huidig visual investigator van de New York Times.
Onderzoeksjournalistiek is in Suriname een exotisch begrip. Het land heeft 450 duizend inwoners die bediend worden door vier dagbladen; twee televisiejournaals, een jeugdjournaal, een online-only nieuwsredactie en meer dan tien radiostations die praat-, keuvel-, en nieuwsprogramma’s brengen. Door die versnippering zijn de redacties klein en de budgetten laag. Bovendien zijn de Surinaamse verhoudingen hiërarchisch. Machthebbers eisen beleefdheid en respect en krijgt die vaak ook. Kritische onthullingen worden soms zelfs door collega-journalisten argwanend bekeken. Het land is zo klein dat een minister al snel ‘een neef van je vrouw’ is, legt socioloog prof. Marten Schalkwijk uit. Gevolg: ‘In andere landen krijg je een prijs als je een schandaal boven water krijgt. In Suriname kan je carrière erdoor op het spel staan.’
Schalkwijk is gevraagd te onderzoeken of schaamte een rol speelt in de Surinaamse journalistieke cultuur. Misschien een beetje, concludeert hij voorzichtig. Op sommige onderwerpen ligt een maatschappelijk taboe en worden vanwege schaamte mogelijk niet de juiste vragen gesteld. En soms worden jonge, relatief onervaren journalisten op moeilijke onderwerpen gezet. Uit schaamte over het gebrek aan kennis stellen zij wellicht te algemene vragen of vragen ze niet door. ‘Je wilt niet dom overkomen.’ Maar Suriname heeft geen schaamtecultuur zoals Japan en andere factoren wegen volgens hem zwaarder.
Schalkwijk leidt de NIKOS-publieksenquêtes waarin Surinamers worden ondervraagd over hun politieke en maatschappelijke opvattingen. Twee maanden geleden onderschreef 81 procent van de ondervraagden de stelling dat ‘media veel aan zelfcensuur doen en zaken van invloedrijke personen niet durven te publiceren’. 93 procent was het ermee eens dat ‘journalisten met een beetje meer doorzettingsvermogen veel meer corruptieschandalen boven water kunnen halen.’ Dat is een streng oordeel over de Surinaamse onderzoeksjournalistiek, concludeert hij.
Toch noemt hij het onderzoeksklimaat in het land ‘gunstig’, in elk geval bij het publiek. Zijn enquêteurs wordt zelden de deur gewezen, anders dan in de meeste andere Zuid-Amerikaanse landen waar soms maar één op de tien burgers bereid is antwoord te geven op vragen. Voor Surinaamse media bestaat geen actieve censuur. Journalisten die echt willen en zich fatsoenlijk voorbereiden en inlezen, kunnen volgens hem wel degelijk iets te bereiken. Bijkomend voordeel is dat het aandeel Surinamers dat een beetje tot veel vertrouwen heeft in de journalistiek (61 procent), nog altijd nog veel groter is dan gemiddeld in Latijns Amerika (44 procent).
Voor verschillende workshops zijn bewust Nederland trainers met Surinaamse roots uitgenodigd, zoals de veelzijdig bedreven NOS-datajournaliste Winny de Jong en sociaal ondernemer Ruben Brave van Make Media Great Again; een door NU.nl gebruikt platform waar lezers feedback kunnen geven op het brongebruik en kwaliteit van nieuwsartikelen. De Surinaamse journalist Wilfred Leeuwin laat zien hoe hij deels samen met collega Ivan Cairo een taai onderzoeksdossier over vliegmaatschappij SLM tot een goed einde heeft gebracht. Subtiele en minder subtiele bedreigingen zijn onderdeel van het werk, vertellen ze. Leeuwin: ‘Tijdens dit onderzoek heb ik vijf keer de indruk gehad dat ik in mijn auto werd gevolgd, waarvan twee keer met zekerheid.’ In andere zaken sturen bronnen soms lekkers (giften) mee om te bevorderen dat hun informatie wordt gepubliceerd. ‘Mijn advies is helder: stuur die lekkers terug.’ Cairo: ‘Journalisten die vinden dat ze te weinig verdienen, moeten een ander vak zoeken.’
Oud-hoofdredacteur van De Ware Tijd en maandblad Parbode, Iwan Brave, legt managers en media-eigenaren uit dat kwaliteitsverbetering de enige redding is voor de Surinaamse journalistiek, waar oplagen en inkomsten gestaag dalen. Die workshop geeft hij samen met mij – de schrijver van dit verslag. Voordat ik hoofdredacteur werd van Platform voor onderzoeksjournalistiek Investico, was ik ondermeer Suriname-verslaggever van de Volkskrant en woonde ik een jaar in het land om de Surinaamse goudsector grondig te onderzoeken. Moritz Tenthoff is een Nederlander die in Colombia woont en werkt voor Free Press Unlimited. Hij geeft een workshops aan mensenrechtenactivisten en journalisten over digitale veiligheid. Zelfs de officiële website van de Surinaamse overheid (www.gov.sr) heeft geen veiligheidscertificaat en is zo lek als een mandje, laat hij ondermeer zien.
Aan het slot van het symposium liggen er twee, onbestreden conclusies op tafel: Surinaamse managers en eigenaren van nieuwsmedia moeten hun journalisten meer tijd geven om te ontsnappen aan de waan van de dag. En fondsen zijn ook in Suriname absoluut noodzakelijk om kwaliteitsjournalistiek mogelijk te maken. Als die in Nederland al nauwelijks van de grond komt zonder externe geldschieters, dan in Suriname zeker niet. De conferentie in Paramaribo zou ook niet hebben plaatsgevonden zonder sponsoring van de stichting Democratie en Media, de Nederlandse en Amerikaanse ambassade en Free Press Unlimited.
Of zonder The Back Lot; de Surinaamse productiemaatschappij die eerder het Jeugdjournaal naar Suriname haalde en de conferentie samen met oud VVOJ-directeur Tanja van Bergen organiseerde.
Het finale slotakkoord komt van Christiaan Triebert die laat zien dat het online speurwerk in open bronnen á la Bellingcat overal ter wereld kan worden toegepast, zoals ook trainer en oud VVOJ-bestuurder Henk van Ess al jaren laat zien. Zolang je de tools maar weet te vinden en er een beetje de tijd voor neemt, zegt Triebert, hoewel veel trucjes opvallend weinig tijd in beslag nemen.
Waarna hij wil weten of er iemand een specifieke vraag heeft. En de rest van de avond collectief online wordt gezocht naar de organisator of eigenaar van het Cessna vliegtuigje dat afgelopen april neerstortte nabij een racebaan aan de Afobakaweg. Dat had vrijwel zeker een grote hoeveelheid cocaïne aan boord, maar die was bij aankomst van de politie verdwenen. Tegen middernacht hebben Triebert, Leeuwin en Cairo enkele spoortjes gevonden waar het misschien ook wel bij blijft. ‘Vandaag gaat het niet primair om het antwoord, maar om te laten zien hoe de methode werkt’, zegt de ex-Bellingcatter, voordat hij de nacht in duikt op zoek naar een glaasje Surinaamse rum.