B en W, de raad en een raadscommissie kunnen bepalen dat wat in een vergadering wordt besproken geheim moet blijven. Het opleggen van geheimhouding zal dan tevens stukken omvatten die besproken worden. Deze bevoegdheid is geregeld in de Gemeentewet (artikel 25, 55 en 86). De geheimhoudingsplicht rust op personen die deel uitmaken van het orgaan in kwestie.
Wat is de relatie met de Wob? Geheimhouding kan worden opgelegd ter bescherming van de belangen die de Wet openbaarheid van bestuur noemt in artikel 10. Dat regelt de vier absolute weigeringsgronden (onder meer Staatsveiligheid en bedrijfs-/fabricagegegevens) en de zeven belangen die moeten worden afgewogen tegen het algemeen belang van openbaarheid. Deze relatieve weigeringsgronden betreffen onder meer de financiële of economische belangen van de overheid en het voorkomen van onevenredige bevoor- of benadeling van een persoon of instantie.
Een gemeente kon een Wob-verzoek onbehandeld laten wanneer er geheim verklaarde stukken in het spel waren. De opgelegde geheimhouding kon alleen worden opgeheven door het orgaan zelf, op aanvraag van een ‘belanghebbende’. En dat waren de leden van het orgaan dat de geheimhouding had opgelegd.
Verleden tijd, want door een uitspraak van de Raad van State van 23 november 2016 is inmiddels ook de indiener van een Wob-verzoek belanghebbende. Wanneer onder de reikwijdte van het verzoek zich ook geheime stukken bevinden, geldt het Wob-verzoek tevens als een verzoek tot opheffing van de geheimhouding. De verzoeker krijgt dan ook twee besluiten, over de opheffing van de geheimhouding en over het al dan niet verstrekken van de informatie daaruit, waartegen bezwaar en beroep mogelijk is.
Lees hier de uitspraak van de Raad van State.[/et_pb_text][/et_pb_column][/et_pb_row][/et_pb_section]