Gemiddeld doet een ministerie er 161 dagen over om een Wob-verzoek te beantwoorden, drie keer langer dan wettelijk is toegestaan.
Volgens de wet moet een verzoek tot openbaarmaking van documenten binnen 28 dagen worden behandeld. Een bestuursorgaan kan daarna nog eens 28 dagen uitstel nemen, waardoor het in totaal maximaal 56 dagen de tijd heeft. 80 procent van de Wob-verzoeken wordt niet binnen die wettelijke termijn ingewilligd, een verslechtering ten opzichte van eerdere peilingen. Uit onderzoek van De Volkskrant uit september 2019 bleek dat destijds 71 procent van de verzoeken te laat werd beantwoord, in 2016 was dat 61 procent.
I & W het traagst, OCW het snelst
De ministeries van Infrastructuur en Waterstaat (206 dagen), Financiën (191) en Justitie en Veiligheid (188) doen er het langst over. OCW en Defensie zijn het snelst met een behandelduur van respectievelijk 74 en 96 dagen, maar ook zij overtreden daarmee ruimschoots de wettelijk termijnen.
Ministeries verdedigen zich vaak met het argument dat Wob-verzoeken te omvangrijk en tijdrovend zijn en soms vele duizenden documenten betreffen. Het onderzoek laat iets anders zien: gemiddeld worden per Wob-verzoek 135 pagina’s verstrekt. Slechts bij een op de zeven gevallen gaat het om meer dan 250 pagina’s. De 130 Wob-verzoeken over de coronacrisis zijn in dit onderzoek niet meegeteld.
Democratisch grondrecht
Directeur Serv Wiemers van Open State Foundation zei in het NOS Radio 1 Journaal: “De overheid kan zeggen: ‘We hebben het druk.’ Maar iedereen heeft het druk. Dat kan geen reden zijn om de wet te schenden. Er wordt gewoon te veel over nagedacht: het wordt drie keer omgedraaid om alle potentiële risico’s uit de teksten te halen en daarmee negeer je het democratisch grondrecht.”