Dat stelt het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI) in een op 24 januari verschenen rapport ‘Openbaarheid is een werkwoord’, waarin ook concrete voorstellen worden gedaan om die uitvoering te verbeteren.
Het nieuwe kabinet en de nieuwe Tweede Kamer wordt dan ook ‘met klem geadviseerd om de komende jaren energie te steken in de uitvoering van de Woo’. Volgens het ACOI is dat ‘geen corvee maar Chefsache’.
Concreet stelt het adviescollege vier zaken voor.
- Zorg dat informatie gecontroleerd wordt bewaard én vernietigd.
- Maak veel meer overheidsinformatie actief openbaar, zeker over onderwerpen die mensen bezig houden, landelijk of lokaal.
- Ga transparant te werk bij de behandeling van Woo-verzoeken.
- Benoem een Nationaal Coördinator die deze overheidsbrede aanpak gaat (helpen) uitvoeren, onder de vlag van de ministeries van BZK en OCW.
Journalisten en anderen ervaren voortdurend hoe moeizaam de Woo soms functioneert. Actieve openbaarmaking is er nog maar weinig, wettelijke termijnen worden vaak overschreden en er is maar weinig contact over lopende verzoeken, ziet ook het ACOI. Het college wijt dat aan een ‘vicieuze cirkel van onmacht, onkunde en onwil’.
De onmacht zit in de gebrekkige digitale informatiehuishouding van de overheid. Onkunde: vanwege de zwakke positie van de Woo-specialisten bij bestuursorganen; en onwil slaat op het gebrek aan een open bestuurscultuur. Als voorbeeld wordt genoemd het gebruik van de weigergrond ‘goed functioneren van de Staat’ als ‘duizenddingendoekje’.
Die cirkel kan doorbroken worden met een aantal stappen, denkt het ACOI. Goede selectielijsten van wat bewaard moet worden, aansluitend bij de digitale realiteit. Emailboxen zouden standaard opgeslagen moeten worden en ambtenaren moeten een digitale werkplek hebben die het bewaren versimpelt, zijn wat aanbevelingen.
Voor actieve openbaarmaking moet artikel 3.3 van de Woo in werking worden gesteld, vindt het ACOI. En de overheid moet zélf actief veel meer vrijgeven. Dat scheelt ook weer Woo-verzoeken, denkt het adviescollege.
Bij verzoeken moet er één contactpersoon worden aangewezen, en een leidraad worden gepubliceerd hoe het orgaan Woo-verzoeken afhandelt. Het inperken van de rechten van verzoekers bij omvangrijke verzoeken, zoals recent is voorgesteld, acht het ACOI dan ook niet nodig en ‘niet wenselijk’. Het college roept de overheid ook op weigergronden spaarzaam toe te passen. Tot slot ziet het ACOI heil in een nationaal coördinator met een stevig mandaat die al deze stappen bij de hele overheid kan begeleiden.