De luchtoorlog tegen Islamitische Staat zou een schone oorlog worden. Nederlandse F16-piloten voerden precisieaanvallen uit op militaire doelen waarbij geen burgerslachtoffers konden vallen. De NGO Airwars berekende op basis van openbare bronnen dat er in totaal 8000 tot 13.000 burgers zijn gedood. Op de terugkerende vraag van journalisten en Kamerleden hoeveel burgers er zijn omgekomen bij Nederlandse luchtaanvallen, heeft de Nederlandse regering nooit antwoord willen geven.
Onderzoeksduo’s Ben Meindertsma en Zainad Hammoud van NOS/Nieuwsuur en Kees Versteegh en Melvyn Ingleby van NRC stelden met Airwars een lijst op van 148 incidenten waarbij Nederlandse F16’s mogelijk actief waren. Nadat minister Ollongren aantrad was het Ministerie van Defensie voor het eerst bereid om naar de lijst te kijken. Het bevestigde de Nederlandse betrokkenheid bij een aanval op een appartementencomplex net buiten een universiteitsterrein in Mosul op 22 maart 2016. Volgens de Amerikaanse inlichtingendiensten was het complex in gebruik als IS-hoofdkwartier en zijn er bij de aanval geen burgers gedood, volgens Airwars zijn er 8 tot 11 burgerslachtoffers gevallen. Onlineonderzoek en telefonische contact met de universiteit leerde dat in het getroffen gebouw universitair docenten woonden. Zeker twee academici en vijf familieleden vonden bij de aanval de dood.
De onderzoekers reisden daarna naar Mosul en spraken nabestaanden, vrienden en omwonenden die deze informatie overtuigend bevestigden. Er woonden, zoals overal in de Mosul, IS-strijders met hun gezinnen, in het getroffen complex, maar het was geen IS-hoofdkwartier. Een Amerikaanse onderzoeker die in opdracht van het Pentagon alle vertrouwelijk meldingen van incidenten heeft onderzocht, bevestigde tenslotte dat de Amerikanen nooit serieus onderzoek hebben gedaan naar burgerdoden, terwijl Nederland daar bij het informeren van de Kamer wel blind op vertrouwde.