Datum: 20 april 2013
Tijd: 15:15-16:15 uur
Docent: Hugo Logtenberg
Verslag: Tineke Boessenkool
In de training gaat Hugo Logtenberg (1974) in op de kansen en (on)mogelijkheden van onderzoeksjournalistiek op lokaal en regionaal niveau. Hij werkt nu bij NRC Handelsblad, maar daarvoor o.a. bij het Parool. Het lokaal zit bomvol met 30 tot 40 journalisten. Hugo vertelt vlot en aanstekelijk over zijn eigen ervaringen.
Logtenberg vindt onderzoeksjournalistiek belangrijk omdat een medium zich er kwalitatief mee kan onderscheiden. Vooral nu, met de enorme snelheid van het nieuws en de explosie van het aantal media. Hij ziet een verschuiving van het brengen van nieuws naar het duiden en brengen van vooral eigen nieuws.
Een onderwerp ontstaat door te kijken naar wat actueel is. Welke belangen – zowel maatschappelijk of financieel – zijn ermee gemoeid, staat het voor iets groters? Als voorbeeld geeft hij de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Universiteiten komen meer op afstand van de overheid, maar moeten wél efficiënt gerund worden. Zo’n casus kun je als voorbeeld stellen, het geldt ook voor andere universiteiten.
“Je mag het niet hardop zeggen,” zegt Hugo, “maar het is extra interessant als er grote namen bij betrokken zijn.”
Voor een goed onderwerp moet je zorgen dat bronnen (actief) informatie met je delen. Of je gaat uit van eigen waarneming of verwondering. Het verhaal achter de nieuwssnipper uitzoeken of een (slepende) kwestie reconstrueren.
Bij een tipgever moet de journalist zich altijd afvragen: waarom zegt iemand dit tegen me? Denk ook altijd: is dit het hele verhaal? Wat kan er nog meer aan de hand zijn?
“Denk in belangen,” tipt Hugo, “iedereen heeft een belang om iets te zeggen of te verzwijgen. Er zijn bijvoorbeeld hyperrancuneuze mensen, kijk daar doorheen. IJdelheid, boosheid kan een motief zijn. Zie meerdere kanten aan een verhaal.”
Na de keuze van het onderwerp, slecht je de eerste muur. Verzamel álles wat er al is gepubliceerd. Breng een chronologie aan en maak een overzicht van alle direct betrokkenen. De laag daar omheen en de kring daarom weer omheen.
Na de eerste gesprekken schat je de informatie op waarde en herformuleer je de onderzoeksvraag.
Hugo heeft met een collega een boek geschreven over Job Cohen, ‘Burgemeester van Nederland.’ Daarvoor hebben ze vijftien mensen voor uitgekozen om te spreken. Ze stelden vragen als: Als je aan Job Cohen denkt, wat is het dan het ultieme voorbeeld van..
Een parameter voor succes is de vraag: zit er nieuws in het verhaal? Schat in wat voor impact het verhaal zal hebben. Hugo geeft een voorbeeld aan de hand van een artikel in de NRC, ‘Bestuurlijke crisis VU’ en schetst zijn werkwijze.
Allereerst is hij transparant over zijn werkwijze en de condities. Hij houdt meestal eerst off-the-recordgesprekken, “laat je bron eerst zijn of haar ei leggen!”
Bewaar de moeilijkste vragen voor het laatst. Verifieer informatie uit andere bronnen door te delen, daar wordt je verhaal beter van. Al bestaat het risico dat iemand met je idee aan de haal gaat.
Vraag naar bewijsmateriaal: notulen, e-mails, aantekeningen, uitdraaien van agenda’s, foto’s en gebruik eventueel (tijdig) de WOB (wet openbaarheid bestuur). Verifieer en autoriseer, check eerst de feiten.
Leg passages voor aan betrokkenen – al geef je hiermee niet je verantwoordelijkheid uit handen – die ligt bij de journalist! Doe aan bronbescherming en gebruik juridische argumenten – als is dat soms ook bluffen. De ingrediënten vormen samen het verhaal.
Hugo besluit de workshop – die veel te snel voorbij is – met voorbeelden van scholengemeenschap Amarantis, zijn minder goede optreden bij Rita Verdonk en de crisis bij ArTez.