Titel: Archieven: wat kun je ermee en wat is openbaar?
Datum: 7 november 2014
Tijd: 14:00–15:15 uur
Sprekers: Pieter Trogh, Joachim Derwael, Paul Brood
Moderator: Eric Hennekam
Aantal deelnemers: 20
Verslag: Heleen Castel
‘Met welk publiek heb ik te maken, journalisten?’
Met deze vraag begint Pieter Trogh, historicus, journalist, archivist en wetenschappelijk medewerker voor het In Flanders Fields Museum zijn lezing.
Trogh heeft het over de namenlijst in het museum in Ieper.
Hij wijst op het nut van de namenlijst, een lijst van slachtoffers die gelinkt zijn aan het Belgisch grondgebied waaronder ook niet-Belgen.
‘Als je iets wil doen rond de Eerste Wereldoorlog als journalist kan het museum een perfect instappunt zijn’ vertelt Trogh.
Het museum hanteert voornamelijk een perspectief van menselijke ervaringen.
Op die manier voelen de bezoekers zich aangesproken en kunnen zij zelf het verhaal van hun familieleden samenstellen.
Soms schenken zij dit aan het kenniscentrum en ontstaat een wisselwerking van informatie. Wekelijks zijn er twee à drie schenkingen, maar ook via de website komt er veel materiaal binnen.
Bezoekers kunnen zowel boeken, luchtfoto’s als getuigenissen raadplegen in het kenniscentrum.
Ook op de website ‘Gone West’ kan je op zoek gaan naar slachtoffers met een gelimiteerd aantal velden van informatie.
Over elk slachtoffer wordt zoveel mogelijk informatie verzameld. Dit gaat vlot door tal van bronnen die zowel talrijk als uiteenlopend zijn. Bijvoorbeeld bestaande databases, gemeentelijke archieven, getuigenissen en vakliteratuur.
Volgens Trogh was de Eerste Wereldoorlog vooral een geschreven oorlog. De postkaart dringt door en mensen zoeken toevlucht tot hun pen om de gruwel een plaats te geven. Dat leidt tot goede documentatie.
Trogh maakt het publiek attent op het feit dat we kunnen leren uit geschiedenis, en in het bijzonder de media.
Zo wordt duidelijk dat geschiedenis ons meer inzicht verschaft in gebeurtenissen waarop we de dag van vandaag nog mee geconfronteerd worden.
Bijvoorbeeld de conflicten in het Midden-Oosten, die ook wortels hebben uit WO I.
‘De namenlijst is een statement,’ aldus Pieter Trogh.
Van Joachim Derwael, historicus en archivaris in het Algemeen Rijksarchief en Paul Brood, archiefwezen in het Nationaal Archief in Nederland leren we de beschikbare archieven in België en Nederland. In België kan je een beroep doen op het Rijksarchief.
Paul Brood wijst ons op de verschillende openbare archieven. Je kan op zoek gaan naar daders, slachtoffers, misdaden, verzet, Engelandvaarders en vermogensbeheer.
De te raadplegen archieven zijn de volgende:
- NIOD (vooral over WOII)
- Nationaal archief (gevormd na oorlogsjaren)
Om specifiek naar daders te zoeken ka je bijvoorbeeld terecht in het CABR (centraal archief voor bijzondere rechtspleging), de COOM (commissie opsporing oorlogsmisdadigers), en de STPD (stichting toezicht politieke delinquenten)
Waarschijnlijk vraagt u zich af of deze archieven wel toegankelijk zijn? In principe moeten deze openbaar zijn tenzij er een reden is om dat niet te doen.
Er moet wel rekening gehouden worden met de openbaarheidstermijnen.
Na twintig jaar komen persoonlijke dossiers in Nederland openbaar, maar vanwege wegens privacy van personen en overheidsbelangen is dat soms 75 jaar. In België is dat respectievelijk 30 en 100 jaar.