Als reactie op het artikel van mediahistoricus Huub Wijfjes, die tegenstander is van een wettelijk verschoningsrecht voor journalisten, hebben VVOJ-bestuurslid Jeroen Trommelen (de Volkskrant) en advocaat Jens van den Brink (Kennedy Van der Laan) een repliek geschreven, die op 6 december verscheen in NRC-Handelsblad.
Jens van den Brink
Jeroen Trommelen
Het is ons een raadsel waarom mediahistoricus Huub Wijfjes vindt dat journalisten die voorstander zijn van een wettelijk verschoningsrecht ‘dom en emotioneel’ zijn, zoals hij schrijft in Opinie op 26 november. Vanuit zijn academische leunstoel heeft Wijfjes gemakkelijk praten. Bovendien ziet hij belangrijke dingen over het hoofd. Ook minister Hirsch Ballin was tot voor kort tegenstander van een wettelijke regeling. Hij is echter radicaal van mening veranderd na de gevoelige uitspraak van het Europees Hof inzake Voskuil, en dat siert hem.
Het Europese Goodwin-arrest, dat het journalistieke verschoningsrecht een essentiële voorwaarde noemt van de persvrijheid, bestaat al sinds 1996. Wat voegt het toe om dit recht in de Nederlandse wet vast te leggen? Duidelijk is in ieder geval dat Goodwin de gijzeling van Voskuil (2000) en Mos en De Haas (2007) niet heeft voorkomen, terwijl de rechter in beide gevallen later bepaalde dat de gijzeling onterecht was. Journalisten hebben geen behoefte aan een heldenrol door ten onrechte in de gevangenis te worden gezet.
Een paar argumenten voor wettelijk vastleggen. Een wettelijk recht op brondbescherming is nodig omdat de rechterlijke macht, Openbaar Ministerie en politie duidelijke richtlijnen moeten krijgen die overeenkomen met de rechtspraak. Uitgangspunt in de rechtspraak is het brongeheim. Daarvan mag alleen in uitzonderlijke gevallen worden afgeweken. In de huidige praktijk draait het OM dat principe om. Het hanteert een beleidsregel waarin journalisten alleen ‘in concrete gevallen’ verschoningsrecht hebben. Het recht geldt nu dus alleen bij uitzondering.
Een ander voorbeeld. Wat Koen Voskuil overkwam, maar ook vele andere journalisten, is dat de rechter of rechter-commissaris vraagt namen van een lijstje af te vinken met de stelling ‘ik vraag toch niet om de bron?’. Uit de rechtspraak volgt echter dat niet alleen de naam van de bron, maar alle gegevens die tot de bron kunnen leiden (zoals het wegstrepen namen, bron bij politie of justitie, wie heeft waar ontmoet) onder het verschoningsrecht vallen.
Een ander voordeel van een wettelijk vastgelegd verschoningsrecht is dat de procedure kan worden rechtgezet. In een gerechtelijk vooronderzoek kan de rechter-commissaris het paardenmiddel van de gijzeling nu bijvoorbeeld toepassen zonder dat de journalist zich kan laten bijstaan door een advocaat.
Als de wet er is, kan die misstand worden beëindigd. Tot slot zal het journalisten niet meer overkomen dat hun bronnen opdrogen nadat ze onterecht gegijzeld worden.
Het grootste obstakel voor een wettelijk verschoningsrecht zou zijn dat ‘wettelijk tot in detail’ zou moeten worden geregeld wie journalist is en wie niet. Door te veronderstellen dat een wet alles in detail regelt, miskent Wijffels ons rechtssysteem. Nederlandse wetgeving staat er nu juist bekend om dat niets in detail is geregeld. Laat de rechter dat begrip maar finetunen, zolang het wettelijk niet te veel wordt beperkt zodat ook de burgerjournalist op internet daar onder valt. Dat Hirsch Ballin wel als voorwaarde stelt dat er een lijst komt van wie zich journalist mag noemen, juichen wij dan ook niet toe. Het is overbodig.
De Vereniging van Onderzoeks Journalisten (VVOJ) is een Nederlands/Vlaamse club en haar Vlaamse leden profiteren al van een wettelijke regeling die in 2005 in België tot stand kwam, overigens ook na een tik op de vingers door het Europese Hof. Ook in deze wet is het begrip ’journalist’ redelijk open gelaten. Ook burgers die zichzelf journalist noemen en een weblog bijhouden, kunnen zich dus op het brongeheim beroepen, als ze maar regelmatig nieuwsfeiten of opinies publiceren.
Heeft dit nu tot chaos geleid? Zijn de Belgische cavia-bloggers begonnen met het rondstrooien van ongefundeerde beschuldigingen waarna ze zich achter hun wettelijk brongeheim verscholen? Welnee. In de amateuristische uithoek van de journalistiek doen zich de echte problemen met het brongeheim niet voor. Evenmin als in Nederland, trouwens, waar het begrip ‘journalist’ in de jurisprudentie nu ook niet is gedefinieerd.