Kom ons maar halen, reconstructie van de inval in het Haagse Laakkwartier
Toelichting
Door Jan Meeus en John Schoorl Jan Meeus en John Schoorl maakten een reconstructie van ‘de inval in het Laakkwartier’. Bij deze actie – een week na de moord op Theo van Gogh – stuitte de politie op veel meer weerstand dan verwacht. Wat deed de geheime dienst allemaal goed, en ook: wat ging er mis? Schrijven over de geheime dienst. Het heeft veel weg van het verkennen van een wespennest. Bronnen willen wel praten maar alleen in de achtergrond of anonimiteit, relevante informatie staat zelden of nooit papier, met elkaar bellen kan zomaar leiden het lekken van staatsgeheimen en een publicatie kan zomaar leiden tot het in gevaar brengen van de staatsveiligheid. Onderzoek naar de AIVD is een bijzondere aangelegenheid. Vragen stellen aan de dienst lijkt nog het meest op praten tegen een blinde muur. Al snel werd bovendien duidelijk dat de belangrijke informatie vooral niet te vinden was in de dossiers waarover we beschikten en het startpunt waren geweest van ons onderzoek. “Een wespennest”, zo omschreef een van onze contacten ons onderzoek naar de AIVD en het moslimterrorisme treffend. Zo wilden onze bronnen eigenlijk niet over de telefoon praten en bleken ook e-mail en fax weinig populaire communicatiemiddelen. En zo reisden we weer als vanouds stad en land af om gesprekken te voeren en conceptstukken af te geven in dichtgeplakte enveloppen. Na publicatie werden documenten, gespreksaantekeningen en andere stukken op een onbekende locatie opgeborgen. De reconstructie van ‘het beleg’ van het Laakkwartier is onderdeel van een groter onderzoeksproject naar de manier waarop de inlichtingendienst AIVD terrorisme bestrijdt. Het project is opgestart vlak na de moord op Theo van Gogh en draaide in eerste instantie om de rol van de AIVD-tolk Outman Ben A., die wordt verdacht van het lekken van geheime informatie over onderzoeken naar moslimradicalen. Inzage in dat dossier leidde tot nieuwe vragen. Zo wilden we weten waarom de AIVD Mohammed B. beschouwde als een randfiguur in de groep verdachte radicale moslims die we nu kennen als de Hofstadgroep. Ook rezen er steeds meer vragen over de samenwerking tussen de geheime dienst en het openbaar ministerie. Naast de reguliere berichtgeving over de Hofstadgroep, de moord op Van Gogh en de verdachte AIVD-tolk heeft het project tot op heden geleid tot vier grote producties met nieuws waarvan er drie op zaterdag verschenen in het het Vervolg. Een tweede project van de Volkskrant richtte zich onder andere op de radicalisering van moslima’s. Optelsom van anoniem verkregen weetjes Het dossier in de strafzaak tegen de AIVD-tolk Outman Ben A. opende de ogen over de wijze waarop onderzoek naar radicale moslims werd gedaan in Nederland. De beschrijving van de gang van zaken binnen de geheime dienst door Outman vertoont grote overeenkomsten met de inhoud van het rapport van de commissie Havermans over het functioneren van de AIVD. Het verschil is dat de commissie Havermans zorgelijk rapporteert over het personeelsgebrek en Outman Ben A. de gevolgen daarvan zichtbaar maakt. Door de details spreekt een dergelijke verklaring veel meer tot de verbeelding. Het vervolg van het project kende een bizar verloop. Met woordvoerders die helemaal niets wilden zeggen en belangrijke informatie die zelden te verifiëren was in stukken of documenten, draaide ons onderzoek uitsluitend op anonieme bronnen. En dan ook nog eens bronnen die wel wilden praten maar niet wilden worden omschreven. ‘Deep background’ heet dat sinds de Watergateaffaire. Daar kwam bovendien nog bij dat ons subtiel duidelijk werd gemaakt dat het publiceren van staatsgeheimen door journalisten ook strafbaar is. Over onze bronnen valt dan ook weinig of niets meer te zeggen dan dat ze over relevante informatie beschikten en dat ze geïnteresseerd waren in de informatie die wij wel konden achterhalen maar zij niet. Dat was voor ons de manier om verder te komen. We moesten iets weten om meer te weten te komen. En om te controleren of die informatie dan ook echt meerwaarde had, moesten we vaak nog naar een derde of een vierde bron alvorens terug te keren naar de oorspronkelijke bron. Op die manier wisten we te achterhalen dat de AIVD Hofstad-groepslid Jason W. in een met afluisterapparatuur volgepropt huis lokte via een tussenpersoon met de schuilnaam ‘Ed’. Die naam kenden we al heel lang maar pas toen iemand wist te vertellen dat informatie over Ed en zijn nepbedrijf H. was aangetroffen bij de arrestatie van Jason W., was het publicabel, al stond het toen nog niet in de dossiers. Het nieuws werd een opening in de krant bij de reconstructie over het Laakkwartier. Betere samenwerking Een optelsom van dit soort weetjes leidde tot de conclusie dat de samenwerking tussen de geheime dienst en politie en Justitie uiterst moeizaam verliep. Vooral het delen van informatie leidde tot grote irritaties en spanningen, de publiciteit daarover tot topoverleg tussen de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie. De spanning van toen is verdwenen. Er wordt beter samengewerkt, meer informatie gedeeld. Of dat een gevolg is geweest van onze stukken, zal wel nooit duidelijk worden. Voor ons was niet gestoken worden het hoogst haalbare en dat is wonderwel gelukt.