Nederlandse officieren hebben zich schuldig gemaakt aan marteling van tientallen Iraakse gevangenen in de Zuid-Iraakse provincie Al Muthanna. In november 2003 heeft een cel van de Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst (MIVD) ‘hardhandige tactische ondervragingen’ uitgevoerd.
Volkskrant, 17 november 2006
Door Jan Hoedeman
Tijdens de verhoren hadden de verdachten een stofbril op waardoor ze niets zagen. Afwisselend zijn ze zonder bril ook blootgesteld aan fel licht. De Irakezen zijn natgegooid om ze wakker te houden en hun gehoor werd geprikkeld met ‘bijzonder hoge geluidstonen’. De juridisch adviseur die verplicht aanwezig moet zijn bij dergelijke verhoren, ontbrak.
Het ministerie van Defensie bevestigt deze feiten. ‘Er zijn dingen gebeurd die niet passen in de instructie’, zei directeur voorlichting Joop Veen gisteravond. Veen weet niet of de zaak minister Kamp is gemeld. ‘Het is al lang geleden en je kunt niet alles onthouden.’
De toenmalige Chef Defensiestaf Luuk Kroon werd begin november 2003 op de hoogte gesteld van spanningen in het Nederlandse kamp over de behandeling van gevangenen. Ze werden verhoord in een vestiging van het Coalition Provisional Authority in As Samawah, door MIVD-officieren.
Luitenant-admiraal Kroon heeft kennis van deze strafbare feiten niet gemeld aan het Openbaar Ministerie. Volgens ingewijden heeft Kroon een advies van generaal-majoor Kees Neisingh, toen bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee, naast zich neergelegd. Neisingh adviseerde Kroon de zaak voor te leggen aan het OM en voor de rechter te laten komen.
Kroon koos ervoor de zaak buiten de openbaarheid te houden. Gisteravond reageerde Kroon op de bevindingen van deze krant: ‘Ik ben met pensioen, heb overal een dikke streep onder gezet en geef geen commentaar.’ Volgens Veen zei Kroon hem gisteravond zich niets te kunnen herinneren. ‘Wat niet betekent dat het hem niet is gemeld.’
De Nederlandse marechaussee op het kamp is destijds door commandant Swijgman geïnformeerd.
Voorzitter Han Busker van de Marechaussee Vereniging: ‘Als dit bekend was bij de top van het ministerie, is het schandalig dat er geen aangifte is gedaan. Dan heeft het alle ingrediënten van een doofpot.’
De Iraakse gevangenen mochten maximaal vier maal 24 uur worden vastgehouden. Na hun verhoor werden de gevangenen en de verkregen informatie doorgespeeld aan de Britten. Nederland viel in Al Muthanna onder Brits gezag.
‘De Nederlandse bataljonsleiding heeft zijn oren te veel naar de Britten laten hangen,’ zegt voorzitter Wim van den Burg van de militaire vakbond AFMP/FNV. ‘Wat deze officieren hebben gedaan, deden ze in opdracht.’
In een geheime nota van de Directie Juridische Zaken van het ministerie van Defensie van 26 november 2003 staat echter ‘dat het afnemen van verhoren niet tot de bevoegdheden van de Nederlandse eenheden behoort, evenmin als het horen van getuigen’.
Willy Weerkamp, tot voor kort de officier van justitie van de Militaire Strafkamer in Arnhem: ‘Ons is niets gemeld, wij hebben zoiets nooit voorgelegd gekregen.’
Morgen meer in de zaterdagbijlage het Vervolg
<kader>
Hoogleraar internationaal recht: ‘Deze handelingen vallen onder marteling’ ‘Met water gooien, stofbrillen op het hoofd tijdens verhoor en hoge geluidstonen vallen onder marteling’, zegt prof. dr. Willem van Genugten, hoogleraar internationaal recht aan de Universiteit van Tilburg, deskundige op het gebied van marteling in oorlogs- en vredestijd.
Het Derde Verdrag van Genève (1949) waarborgt de goede behandeling van krijgsgevangenen. Ieder land is daaraan gebonden. Van Genugten: ‘Het is een combinatie van artikelen, toepasbaar in Irak en Afghanistan.’
Hij citeert uit artikel 3: verboden is ‘a. aanslag op het leven en lichamelijke geweldpleging, in het bijzonder het doden op welke wijze ook, verminking, wrede behandeling en marteling’; en ‘c. aanranding van de persoonlijke waardigheid, in het bijzonder vernederende en onterende behandeling;’
Verder noemt hij de artikelen 13 en 14.
Artikel 13: Krijgsgevangenen moeten te allen tijde menslievend worden behandeld. (…) Evenzo (…) beschermd, in het bijzonder tegen iedere daad van geweld of vreesaanjaging, tegen beledigingen en nieuwsgierigheid van het publiek.
Artikel 14: Krijgsgevangenen hebben onder alle omstandigheden recht op eerbiediging van hun persoon en eer.’
Toelichting
De fuik van het M-woord
Vijf dagen voor de Tweede Kamerverkiezingen in november 2006 berichtte de Volkskrant over martelingen door Nederlandse militairen in Irak. In plaats van de regering kwam de krant onder vuur te liggen: er zou een links complot zijn om de verkiezingen te beïnvloeden. De druk werd zo groot dat Volkskrant-journalist Jan Hoedeman zich gedwongen voelde tot een reconstructie. Een half jaar later blikt hij terug.
door Jan Hoedeman
In mijn mailbox vind ik zondagavond 31 juli 2006 een bericht van een sterrengeneraal b.d. ‘Ook illustratief is de casus van november 2003, waarin er op het Nederlandse kamp in Irak verschillende meningen met elkaar botsten over het al dan niet geoorloofd zijn van het in het cellen van het CPA-huis (Coalition Professional Authority) opsluiten van gevangenen. Het voortdurend spelen van luide muziek om te voorkomen dat ze met elkaar spreken, het doen van een zak over het hoofd, het met water natgooien om ze wakker te houden zijn daar uitingen van. Mijn aanbeveling was om elke suggestie van doofpot te vermijden en dat er aangifte moest worden gedaan, opdat er door onderzoek van het Openbaar Ministerie en de rechter duidelijkheid zou komen. Ik heb er niets meer van gehoord.’
Een kleine week eerder heb ik kennisgemaakt met de generaal. Tijdens de lunch zinspeelde hij hier voorzichtig op, maar nu tikt hij het op. Na lezing van dit bericht ben ik ervan overtuigd dat er iets fout is gegaan in Irak. We spreken af dat ik mijn bevindingen bij hem check en dat hij me op het spoor houdt. In zijn mail meldt hij voor het eerst dat hij zelf strafrechtelijk onderzoek heeft geadviseerd, wat er nooit is gekomen.
Ik zoek contact met militairen en ambtenaren die meer kunnen weten. Soms het ligt het onderzoek een aantal weken stil, omdat er moet worden gewacht op een militaire bron die op missie is. Het gevoel van urgentie neemt fors toe, als ik aan de horizon de Tweede Kamerverkiezingen zie opdoemen. Daar moet de krant toch vóór zitten en liefst publiceren voordat het parlement op campagnereces gaat.
Vuilniszak met aantekeningen
Kort na half oktober beleg ik een sessie met de generaal en een voormalig vakbondsvoorzitter van de marechausseevereniging AFMP.(red. De voormalige vakbondsvoorzitter was Ton Heerts, kandidaat-kamerlid voor de Partij van de Arbeid). Ik vind dat ik niet genoeg heb voor publicatie. In het gesprek komen andere namen en nieuwe informatie op tafel. De volgende ochtend heb ik ook een ontbijt in het Coronahotel met de huidige en oude AFMP-voorzitter. Een week later tref ik de generaal, die een vuilniszak met gebundelde aantekeningen op tafel legt. Hij leest voor en ik schrijf mee. Het begint er nu op te lijken.
Ik zoek contact met Willy Weerkamp, toenmalig officier van justitie van het openbaar ministerie in Arnhem dat alle militaire strafzaken doet. In vijf varianten leg ik hem de vraag voor of hij in zijn periode gevallen van wangedrag, mishandeling of marteling door Nederlandse militairen in Irak of Afghanistan voorgelegd heeft gekregen. Hij antwoordt steeds ontkennend. Hij staat zich er op voor dat áls het gebeurd zou zijn, hij het geweten had. Daar laat ik het bij. Weerkamp geeft me de stellige indruk dat hij er niets van weet. Een van mijn bronnen is in staat onopvallend te speuren binnen het OM: hij komt terug met de tekst dat er geen onderzoek is gedaan door het OM.
Inmiddels heb ik het Derde en Vierde Verdrag van Genève bestudeerd. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat er, met wat ik nu weet, sprake is van marteling. Dat wil ik toch wel zeker weten. Ik benader een deskundige, professor Willem van Genugten, die mijn vermoeden bevestigt.
Handje drukken met de tijd
Op de redactie leg ik maandag 13 november in een klein gezelschap op tafel wat ik weet. Er zijn op het Haagse Plein aan de militaire top misstanden gemeld: Nederlandse mariniers hebben Irakezen gevangen genomen en verhoord. Daarbij zouden ze zijn natgespoten met water als ze in slaap dreigden te vallen. Ze kregen zakken over het hoofd en er is luide muziek gespeeld om te voorkomen dat ze konden praten. Chef Defensiestaf Kroon, de hoogste militair van de krijgsmacht, heeft adviezen om het OM strafrechtelijk onderzoek te laten doen niet opgevolgd. Een aantal zaken wordt geschraagd met Defensie-documenten.
We besluiten later die week tot publicatie over te gaan. Het is een week voor de verkiezingen. Ik bevroed dat de zaak wel impact zal hebben en een rol zal spelen in de campagne. Maar ik kan me niet voorstellen dat men hierdoor niet op regeringspartij VVD stemt of dat de linkse oppositie hier electoraal voordeel van heeft.
Aan het begin van donderdagavond van 16 november 2006 bel ik met Defensie. Ik leg ze voor wat mijn bevindingen zijn. Tot mijn stomme verbazing belt directeur voorlichting Joop Veen na vijf kwartier terug met het hele verhaal. Om half negen hangen we op en werk ik de tekst bij. Hij begint met aanscherpingen: het ging om militairen van de MIVD (Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst ) en niet om mariniers. Het ging om harde tactische ondervragingen van enkele tientallen Irakezen die aan fel licht zijn blootgesteld; er mocht geen juridisch adviseur aanwezig zijn. Veen mitigeert andere zaken: ze zijn niet bespoten, maar nat gegooid met water en er was sprake van een druppelende kraan. De Irakezen kregen zakken over het hoofd met skibrillen en kregen harde muziek te horen. De volgende ochtend kopt de Volkskrant: ‘Nederlanders martelden Irakezen.’
Terugkijkend heb ik de regie gehouden, maar het was handje drukken met de tijd. Het was me toch liever geweest als het stuk niet een week maar een maand voor de verkiezingen was gepubliceerd. De VVD heeft er een groot nummer van gemaakt en op onderbuiksentiment ingespeeld: alsof er een links complot was om de verkiezingen te beïnvloeden. Het was domweg niet eerder fit to print.
Martelwoord
Aan de betrouwbaarheid van mijn bronnen heb ik niet getwijfeld. Een van de belangrijkste bronnen, de generaal, stond bekend als een integere democraat. Ik realiseerde me dat het uniek was dat iemand met die rang en statuur de Rubicon overging met informatie. Zijn belang bestond eruit dat hij drie jaar na dato niet vervolgde misdragingen aan de kaak wilde stellen en de rechtspositie van militairen en gedetineerden wilde verbeteren. Dat er voor hem misschien persoonlijke rekeningen openstonden, vond ik niet van belang.
Persoonlijke notities uit zijn generaals-periode, nota’s die aan de bevelhebbers waren gericht, een stuk van de dienst juridische zaken over het niet mogen verhoren van gedetineerden, het ontbreken van strafrechtelijk onderzoek en tenslotte de snelle bevestiging van Defensie-voorlichting rechtvaardigden publicatie.
Pas na het Kamerdebat over het rapport van de commissie-Van den Berg heb ik het gevoel gekregen dat ik te veel in de juridische fuik van het martelen ben gezwommen. (red. Na de Volkskrant-publicaties zette de minister van Defensie twee onderzoekscommissies aan het werk om de misstanden te onderzoeken. Conclusie: Nederlandse militairen hebben bij het verhoren van gedetineerden in Irak internationaal humanitair recht en interne regels geschonden, maar niet gemarteld.) Veel deskundigen noemen het martelen wat er tijdens de verhoren is gebeurd. Dat heb ik willen geloven en misschien geloof ik dat nog wel. Maar in de week dat ik dit stuk schrijf komen berichten over het doodmartelen van een man in Pernis en een rapport van Amnesty International over martelen in Turkse gevangenissen. Ik sluit niet uit dat dergelijke nieuwsberichten in de week voor de gewraakte publicatie me tot nuancering hadden kunnen bewegen. De juridische en de publieke perceptie van het martelwoord lopen uiteen. ‘Mishandelen’ of ‘schenden mensenrechten’ had ook grote impact gehad. We zullen nooit weten of er in dat geval twee onderzoekscommissies aan het werk waren gegaan.
Geen complot
Een vorm van obsessie-light zat er wel in. Het is een vrij eenzame productie geweest in aanloop naar het Uur U. Inhoudelijk heb ik een paar keer terug gekoppeld naar onze diplomatiek redacteur. Over de voortgang overlegde ik regelmatig met mijn chef. In de week van publicatie was er inhoudelijk overleg met een adjunct-hoofdredacteur, mijn chef en de chef verslaggeverij.
Vanaf dag twee na publicatie heb ik samengewerkt met collega-verslaggever Theo Koelé. Moeilijk werd het in februari 2007. Toen begon de generaal zich in kennelijke paniek van de krant af te wenden. Hij vertelde Elsevier, de Telegraaf en RTL-Nieuws dat de Volkskrant en Heerts-inmiddels PvdA-kamerlid- hadden samengespannen en negeerden dat uit onderzoek van het OM was gebleken dat er niets strafbaars was voorgevallen. Het bericht ging ongecheckt de wereld in, terwijl ik kon aantonen dat het onjuist was. Het mooist laat zich dat illustreren aan de hand van een RTL-redacteur, die één minuut voor uitzending om half acht op mijn voice mail insprak: `Voor de beleefdheid bel ik je even.’
Toen Defensieminister Kamp en VVD-fractievoorzitter Rutte de onderste steen boven eisten, voelde ik me gedwongen tot een reconstructie (‘De missie van generaal X’ Volkskrant , 10 februari 2007). Negen dagen lang, dag in dag uit heb ik met juristen over de tekst gesproken. Dat had wel effect: na publicatie verdween het vuur bij de krant. Het was gelukt aan te tonen dat het geen politiek complot was. Het was één van de rechterhanden van Kamp, die had gelekt.
Echte samenwerking met andere media was er niet, er was wel een officieus bondje met NOVA en NRC Handelsblad. Ze zagen soms onder embargo onze tekst voor publicatie en andersom werden wij geïnformeerd als er iets op stapel stond. Voor het eerst in mijn journalistieke bestaan was ik opgetogen als anderen primeurs brachten in deze zaak. Dat legitimeerde de kwestie: als alleen de Volkskrant dergelijke verhalen bracht, kon er een soort moeheid optreden.
Het martelwoord is geniaal gebruikt door de politiek. Zoals de NOS-verslaggever op de dag van de publicatie van de onderzoeksrapporten zei: ‘Het is een keihard rapport, maar het zou nog veel sterker zijn geweest als de krant het woord martelen niet had gebruikt.’ Dat neem ik mezelf kwalijk.
Daar staat tegenover dat het half jaar na de eerste publicatie bronnen de weg naar de Volkskrant wisten te vinden, wat ander nieuws genereerde. Belangrijker is dat de rechtspositie van gedetineerden en militairen nu is verbeterd en dat er verplicht een juridisch adviseur aanwezig is bij verhoren. Het openbaar ministerie onderzoekt op moment dat de deadline voor dit stuk verstrijkt of mariniers en MIVD’ers strafrechtelijk vervolgd kunnen worden voor het overtreden van dienstvoorschriften en het schenden van mensenrechten.