Kenniscentrum

‘Ik deed gewoon mijn werk’

Ze heeft niets bijzonders gedaan, vertelt Bette Dam. In 2008 ging de freelance journaliste meerdere keren zelfstandig naar Afghanistan en sprak er met hooggeplaatste leiders, inclusief de Afghaanse president Hamid Karzai. Het resultaat, Expeditie Uruzgan, is volgens de jury van de Dick Scherpenzeelprijs die haar boek nomineerde, ‘Uniek en onthullend. De journalist geeft een gedetailleerd beeld van het krachtenspel dat zich tussen alle fracties in Afghanistan afspeelt.’ Deel 11 in de serie Dossier Onderzoek.
Tekst: Rachel Levy
‘Negentig procent van de Nederlandse journalisten neemt er genoegen mee om uitsluitend in de kielzog van het leger te werken in Afghanistan,’ vertelt de 31-jarige Amsterdamse. ‘Ik niet. Ik wilde journalistiek veldwerk doen.’
Sinds Expeditie Uruzgan in augustus 2008 verscheen, is het twee keer genomineerd: één keer voor de Bob den Uyl Prijs en de tweede keer voor de Dick Scherpenzeelprijs.
Of ze de laatstgenoemde prijs in de wacht sleept, wordt op 27 mei duidelijk als de Stichting de winnaar bekend maakt.
Als freelance journalist had Dam eerder in Libanon en Syrië gewerkt. Toen ze de kans kreeg om embedded mee te reizen met het Nederlandse leger in Afghanistan, twijfelde ze niet. Maar, vertelt ze, die reis werd een teleurstelling.
‘Als je meereist met het leger krijg je geen echt beeld van wat zich ergens afspeelt. De vorm van het conflict, de gevoeligheden en waar het probleem nou echt om draait, krijg je niet te zien.’
Volgens Dam is het lastig om echt contact te maken met de plaatselijke bevolking als je door militairen omringd bent.
‘Wie dorpsbewoners interviewt terwijl ze op de achtergrond een tank zien, zal nooit alles te horen krijgen.’
‘Bovendien zag ik dat het leger opereerde vanuit een vijandsbeeld, maar eigenlijk niet kon aangeven wie de vijand precies was en welk conflict tussen wie speelde.
Als Nederlandse troepen bij een confrontatie betrokken raakten en er een militair omkwam, heette het altijd dat ze door ‘de Taliban’ waren aangevallen. Ik vroeg mij af: is dat wel zo?’
‘Als je als land, als samenleving, militairen naar een bepaald gebied stuurt waarbij zij soms ook omkomen, moet je mijns inziens weten waarom ze daar zijn en wat ze daar doen. Je moet begrijpen hoe zo’n samenleving daar in elkaar zit en wat er speelt.
De meeste Nederlandse journalisten kiezen ervoor om aan het infuus van defensie te hangen, zogezegd, en geen zelfstandig onderzoek te doen.
Men was verbluft dat ik voor mijn boek de gouverneur van Uruzghan had gesproken. Dan denk ik: waarom ben je verbaasd, hij spreekt toch Engels?’
Kort nadat ze terug was van haar eerste verblijf in Afghanistan werd Dam voorgesteld aan een Amerikaanse commando die in Nederland was voor een congres.
‘Die ontmoeting was cruciaal. Hij sprak met mij over Hamid Karzai en de interne politieke verhoudingen. Toen wist ik meteen: hier wil ik meer over weten, ik wil zelf naar Afghanistan en een boek schrijven.’
Daarna ze bij toeval inzage in een geheim rapport dat een plaatselijke Afghaanse organisatie had opgesteld voor het Nederlandse ministerie van buitenlandse zaken.
Het bevatte onder andere een lijst met de namen van tien sleutelfiguren in het Afghaanse leiderschap: mensen die een rol hadden gespeeld in een opstand tegen de Talibaan en die Karzai hadden gesteund.
‘Die lijst werd het beginpunt van mijn boek,’ vertelt Dam. ‘Ik ontdekte al snel dat dezelfde mannen nog steeds hoge functies hadden in Uruzgan en dat m’n boek alles verklarend zou worden voor waar Nederland nu mee te maken heeft.
Ze bedacht wat ze precies wilde onderzoeken, benaderde drie uitgeverijen én een aantal fondsen.
‘Drie uitgeverijen wilden het hebben. Het hielp dat Uruzgan sexy klonk en dat ik eerder in Irak en Syrië was geweest.
De Arbeiderspers gaf mij een voorschot van 6.000 euro. Ik heb daar gewoon over kunnen onderhandelen omdat ik ze kon zeggen dat twee andere uitgeverijen het boek ook wilden.’
‘Van de vier fondsen die ik aanschreef – het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten, de Stichting Democratie en Media, het Veteranen Fonds en het Fonds Pascal Decroos – zegde iedereen behalve het FBJP iets toe. Exclusief het voorschot had ik 10.000 euro om mee te werken.’
‘Enkele maanden na mijn ontmoeting met die Amerikaanse militair werd ik getipt dat een van de Afghaanse leiders uit het geheime rapport drie dagen in Kabul zou zijn. Ik heb toen in twee dagen een visum en een ticket geregeld en ben naar Afghanistan gevlogen.’
‘Mijn kennis over Afghanistan en de interne politieke verhoudingen waren van fundamenteel belang. Het gaf mijn gesprekspartners vertrouwen,’ vertelt Dam, iets wat voor iedere journalist essentieel is.
‘Ik was altijd heel open tegen mijn gesprekspartners. Ik sprak met mensen die vijanden van elkaar waren. Ik wachtte niet tot ze dat van een ander hoorden; ik vertelde dat zelf. Iedereen wist dat ik in Kabul was en met iedereen sprak.’
‘Mensen voelden dat ik hun verhaal wilde horen en niet alleen vanuit het Westen redeneerde. Ik was bereid ze blanco tegemoet te treden.’
Opmerkelijk genoeg verliep het eigenlijke journalistieke werk deels vergelijkbaar met hoe het in de Westerse wereld gaat.
‘Ik benaderde bijvoorbeeld gewoon de persvoorlichters en woordvoerders om een interview met president Hamid Karzai aan te vragen. Die aanvraag werd dan in behandeling genomen. Dat duurde heel lang en ik belde vaak terug.
Tot ik een keer belde en zei dat ik de week erop in Kabul zou zijn. Toen kreeg ik ineens van de woordvoerder van Karzai te horen dat ik langs kon komen.’
Tijdens haar verblijf in Afghanistan zocht Dam bewust contact met mensen die meer van de situatie ter plekke wisten dan zij zelf. Een daarvan was Martine van Bijlert van de Kabulse denktank Afghanistan Analysts Network.
‘Net als andere deskundigen was zij aanvankelijk wat huiverig om met mij te spreken. Onder veel experts heerst een soort journalistenmoeheid.
Ze weten dat als zij veel tijd aan een journalist besteden, dat uiteindelijk weinig oplevert.
Journalisten zitten niet in de materie omdat ze hun deadlines niet los durven te laten. Hierdoor zitten ze er regelmatig naast en maken ze fouten waar experts van gruwelen.’
‘Voor mijzelf heb ik het gevoel dat ik journalistiek niet iets bijzonders heb gedaan. Ik ben gewoon met een open blik naar Afghanistan gegaan, zonder enige aannames.
Ik ben met iedereen gaan spreken, heb de tijd genomen en veel deskundigen geraadpleegd. Mijn gevoel is, dat je als onafhankelijk journalist niet anders kunt.’

Sluit je aan bij de vereniging van onderzoeksjournalisten

En vergroot je kennis én netwerk