Dagblad Trouw werd in de Tweede Wereldoorlog opgericht als verzetskrant. Het maandelijkse blad werd in korsetten en in geheime lagen van fietstassen vervoerd, veelal door koeriersters. De krant, die bedoeld was voor het gereformeerde volksdeel, groeide snel uit tot één van de grootste verzetskranten.
In de literatuur over de Trouw-groep (waarbij zo’n twee- tot vierduizend mensen betrokken waren) komen vooral verzetsmannen terug en worden maar 25 vrouwen met naam genoemd. De koeriersters die langskomen hebben vaak alleen een voornaam, een schuilnaam of heten simpelweg ‘de meisjes’. Brachten zij alleen de krant rond – zoals het clichébeeld van de koerierster met de wapperende rok op de fiets wil – of deden ze meer dan dat?
Het onderzoek begon met een lezersoproep in Trouw die 150 reacties van nabestaanden opleverde en veel persoonlijke documenten. Het doorspitten van het oorlogsarchief van Trouw, tien andere archieven, en na de oorlog verschenen interviews en memoires leverde uiteindelijk met veel gepuzzel driehonderd namen op van vrouwen die behoorden tot de Trouw-verzetsgroep. Zij verspreidden niet alleen de illegale krant, twee van de drie verleenden ook hulp aan onderduikers, stencilden de krant, namen deel aan gewapende acties of hielpen geallieerde piloten te ontkomen.
Het onderzoek leverde in totaal tien artikelen op, waaronder gedetailleerde reconstructies van het leven twee bijzondere verzetsvrouwen en interviews met twee nog levende koeriersters.