Dit voorjaar kreeg www.propublica.org als eerste nieuwssite in de geschiedenis een Pulitzerprijs voor de beste Amerikaanse onderzoeksjournalistiek. Stephen Engelberg, managing editor van Pro Publica: ‘As things went down, we went up.’ Een uitgebreid gesprek met Engelberg, straks een van de keynote speakers op de VVOJ Conferentie Onderzoeksjournalistiek die op 19 en 20 november plaats vindt in Gent.
Tekst: Margo Smit
Foto: Lars Klove
Dit artikel verscheen eerder op Mediakritiek.be.
Het is nazomer 2007, de herfst nadert in Portland, Oregon. De journalistieke winter is in Amerika nog net niet ingevallen. In de maanden en jaren die komen zullen tientallen kranten wegens gebrek aan inkomsten hun deuren moeten sluiten, zullen TV- en radionieuwsredacties talloze collega’s noodgedwongen zien vertrekken, worden fact checkers en documentalisten wegbezuinigd. Advertentieopbrengsten tuimelen omlaag en lezers kopen koffie maar geen krant meer. De economische crisis die de Verenigde Staten treft, raakt de journalistiek vol in het middenrif. Maar als die dag de telefoon rinkelt op het bureau van Stephen Engelberg, lijkt er nog geen vuiltje aan de lucht.
Engelberg is managing editor van The Oregonian, ofwel de man achter de inhoudelijke koers van de grootste kwaliteitskrant van de Amerikaanse staat Oregon. De man aan de andere kant van de lijn is Paul Steiger, ook ooit managing editor maar dan van de Wall Street Journal. Steiger heeft een missie, een zak geld en een verzoek. Of Engelberg samen met hem een nieuwe non-profit newsroom voor onderzoeksjournalistiek wil opzetten. Een naam is er al: Pro Publica, potjeslatijn dat ‘voor het volk’ moet betekenen.
“Ik hield van het werk dat ik deed”, zegt Engelberg nu per telefoon. “Ik woonde fijn, had letterlijk een baan voor het leven want mijn bedrijf werkte nog met baangaranties. En toch, als je eenmaal in je leven de kans krijgt iets van de grond af op te bouwen, dan doe je het.”
Engelberg en Steiger beginnen in oktober 2007 in New York aan een avontuur dat nu, drie jaar later vanzelfsprekend succesvol lijkt. Anno 2010 is Pro Publica een van de invloedrijkste onderzoeksjournalistieke organisaties. De redactie draait op giften en levert zowel een dagelijkse stroom nieuwsverhalen op de eigen website http://www.propublica.org/ als soms maanden vergende projecten in samenwerking met zo’n zestig verschillende media in Amerika en daarbuiten. Dit voorjaar kwam het voorlopige hoogtepunt: een Pulitzer prijs voor onderzoeksjournalistiek. Voor het eerst in de geschiedenis van Amerika’s meest prestigieuze journalistieke prijs werd ze toegekend aan een website.
“Toch was het allemaal niet zo vanzelfsprekend als het nu lijkt,” zegt Engelberg. Pro Publica had weliswaar een donatie van 10 miljoen dollar per jaar gekregen, van Herb Sandler, een voormalige bankier die ook ruim doneert aan politieke partijen. En dus, erkent Engelberg, kon hij op zoek naar het puikje onder de verslaggevers. “Maar toch zaten we die eerste tijd alleen maar steeds dezelfde vragen te beantwoorden.” Waarom zouden we iets nieuws beginnen? Hoe weten we dat Pro Publica een blijvertje is? Gaat het publiek mijn verhalen nog wel lezen als het daarvoor naar een onbekende website moet? Wil er wel iemand met ons samenwerken als geen krant of TV-station ons kent?
“We hebben steeds gezegd: wij geloven in het idee van onderzoeksjournalistiek zonder winstoogmerk. We geloven dat dit steeds belangrijker zal worden omdat de kranten achteruitgaan. We denken dat we over drie jaar ook nog geld zullen kunnen ophalen. En als ons onderzoek maar goed genoeg is, vinden we ook kranten die onze verhalen overnemen. Sommige topreporters gingen met ons in zee, sommige bleven waar ze waren. En toen kwam de crisis.”
Pro Publica is niet de enige non-profit onderzoeksjournalistieke nieuwsvloer in Amerika. Overal in het land ontstonden de afgelopen jaren dit soort initiatieven, de eerste al eind jaren ’70. Bevlogen journalisten lanceerden toen het Center for Investigative Reporting in Californie en het Center for Public Integrity in Washington DC. Zij richtten zich vooral op verhalen die niemand anders maakte, zoals grootschalig onderzoek naar campagnefinanciering. De eerste nieuwsvoorziening zonder winstoogmerk was trouwens Associated Press, dat al in 1846 ontstond uit de samenwerking van een groot aantal kranten en persbureaus.
De laatste jaren beginnen vooral ontslagen verslaggevers voor zichzelf. Teleurgestelde lezers zetten kleinschalige platforms op waar professionals tegen betaling verhalen uitzoeken. Tussen 2005 en 2009 doneerden ruim 180 landelijke, lokale en familiefondsen bijna 130 miljoen dollar aan journalistieke initiatieven. Dat becijferde het J-Lab, een onderdeel van American University in Washington DC. Het rapport waarin de cijfers stonden, kwam zelf ook tot stand door een gift.
Sinds begin 2008 draait Pro Publica als een ‘normale’ nieuwsredactie. Met in totaal 32 redacteuren, verslaggevers en researchers, een fondsenwerver en pr-man, actieve webspecialisten en twee ervaren mannen aan de top. Dagelijks wordt er (kort!) vergaderd. “En we hebben een kaartenbak met ongeveer ieder journalistiek telefoonnummer erin”, zegt Engelberg. “Er was geen nieuwsredactie in Amerika waar Paul of ik niet iemand kende die we konden bellen: Willen jullie een verhaal van ons hebben? Puh-lease?? Kost niks, alleen bronvermelding. Of willen jullie misschien met ons samenwerken? Dan kan je meebepalen wat het wordt. Die houding, die drang tot samenwerken, die heeft ons gemaakt, denk ik. We worden inmiddels gezien als betrouwbare collega’s, met goede verhalen en veel ruimte voor eigen inbreng van het medium dat ons verhaal overneemt. We zijn geen concurrenten. Tenzij er prijzen verdeeld moeten worden misschien…”
Toch is er ook kritiek, en niet alleen van andere journalistieke non-profit organisaties die een dikke donateur aan zich voorbij zien gaan. Ook reguliere media zoeken in de beginperiode de confrontatie met Pro Publica. Wat wil die Sandler-familie eigenlijk terug voor al haar miljoenen? Waar blijft je journalistieke onafhankelijkheid? De New York Times brengt in 2009 de salarissen van de top naar buiten. Buitensporig en marktverstorend, is het oordeel (Engelberg zelf is goed voor zo’n 340.000 VS-dollar, zoals uit zijn openbaar beschikbare belastingaangifte blijkt.) En met de ‘gratis verhalen’ maakt Pro Publica dure onderzoeksjournalisten op redacties overbodig, het verpest de ‘markt’ voor onderzoeksjournalistiek.
Engelberg reageert onmiddellijk. “Inderdaad, wij betalen goede salarissen. Maar we begonnen met niets, we bouwden onze goede naam op de betrouwbaarheid van topjournalisten die de gok met ons wilden wagen. Daar konden we hen gelukkig goed voor belonen.” En, voegt hij eraan toe, bedenk dat het toen nog geen crisis was. “Als we nu waren begonnen, hadden we mogelijk lagere salarissen betaald, omdat het aanbod van goede journalisten flink groter is geworden. Maar dat was bij de opstart nog niet zo, we had to pay top dollars to get the top people we needed.”
De kritiek dat Pro Publica aan zou zetten tot het outsourcen van onderzoeksjournalistiek herkent Engelberg wel. Hij had die angst zelf ook, geeft hij toe. Maar hebben de media inmiddels hun onderzoeksafdelingen uitbesteed aan de club aan 55 Broadway, New York? Opmerkelijk genoeg werkte het juist andersom, zegt Engelberg. “Journalisten bij bestaande media bleken naar hun baas te gaan als ze een verhaal van ons in hun krant zagen. Dat kunnen wij ook, zeiden ze dan. Per saldo blijken er meer diepgravende verhalen de wereld in te gaan dan voordat wij er waren. We vervangen geen redacties, we werken met hen samen en voegen wat toe.”
En hoe zit het met de onafhankelijkheid ten opzichte van de geldschieter? “Herb Sandler zit in onze raad van adviseurs. Hij is veel strenger dan ik had vermoed”, zegt Engelberg lachend. “In mijn enthousiasme over een lopend onderzoek wil ik er nog wel eens tegen hem over beginnen. Dan wuift hij me onmiddellijk weg. Dat wil hij niet weten, totdat we gepubliceerd hebben.”
Zouden ze dan inderdaad bestaan, mensen die oprecht een kritische en diepgravende pers willen ondersteunen? En niet alleen aan de overkant van de plas? Engelberg: “Wij hebben het goed, maar je kunt ons succes niet zomaar overplanten naar Europa. Onze filantropische cultuur is anders bij jullie. De journalistieke cultuur is anders. Misschien kan bij jullie de overheid een rol spelen, in Amerika is dat uit den boze. Maar je moet ergens je financiële basis vandaan halen.” Pro Publica gaat dus ook experimenteren met kleine projecten om te zien hoe er geld aan onderzoeksjournalistiek te verdienen is. Engelberg heeft het antwoord nog niet. “We nemen allerlei grote en kleine donaties aan. We leunen gelukkig niet meer alleen op het geld van de familie Sandler. We denken erover te laten betalen voor bepaalde content, maar zijn daar nog niet uit. We moeten meer verkeer op onze website creëren, pas dan wordt adverteren interessant. Doorklikken naar andere betaalde diensten? Hmm, misschien niet. Maar we zullen wel moeten evolueren, want ooit is ook ons geld op.”
Het zijn die lessen van drie jaar Pro Publica die Engelberg komt toelichten tijdens de Conferentie Onderzoeksjournalistiek van de VVOJ op 19 en 20 november in Gent. Hoe bedrijven we journalism that brings change? Zoals in New Orleans, waar in 2005 na de orkaan Katrina de politie alleen met grof geweld de orde kon bewaken. Door de verhalen van Pro Publica werden agenten die over de schreef gingen vervolgd en gestraft. De politietop werd vervangen en Pro Publica won de Pulitzer prijs.
Pro Publica schreef ook als eerste over de duizenden contractarbeiders die voor de Verenigde Staten werken in Irak en Afghanistan. Als hen iets overkomt, blijven hun families berooid achter. Amerika is dan ineens een heel slechte werkgever. Pro Publica bracht dit ‘weggooi-leger’ minutieus in beeld, gaf naamloze arbeiders een gezicht en hun families erkenning.
Journalistiek die levens verandert. Zonder winstoogmerk. “Dat we het met Pro Publica voor elkaar hebben gekregen, dat vind ik mijn grootste overwinning,” zegt Engelberg met typisch Amerikaans enthousiasme. “Het was een visioen, nu is het werkelijkheid.”